ECLI:NL:RBDHA:2024:1298
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
In de zaak tussen verzoekster en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 februari 2024 uitspraak gedaan. Verzoekster had een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, nadat de staatssecretaris op 31 oktober 2022 had vastgesteld dat zij geen rechtmatig verblijf had als gemeenschapsonderdaan. Dit besluit werd op 24 mei 2023 in het bestreden besluit bevestigd, waarbij het bezwaar van verzoekster ongegrond werd verklaard. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 18 augustus 2023 in Groningen, waar de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren. Verzoekster zelf was niet ter zitting verschenen. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak van dezelfde dag in de zaak NL23.18051, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, en mr. M.C. Drenten - Boon was als griffier aanwezig. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.