ECLI:NL:RBDHA:2024:12954
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening en het interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, van Syrische nationaliteit, heeft zijn aanvraag ingediend, maar deze is niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 25 juli 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder. De rechtbank toetst of de minister terecht heeft geoordeeld dat Kroatië verantwoordelijk is op basis van de Dublinverordening en of het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is.
De rechtbank stelt vast dat de minister de aanvraag niet in behandeling heeft genomen omdat uit Eurodac blijkt dat eiser eerder in Kroatië een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. De rechtbank overweegt dat de minister mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat Kroatië zijn internationale verplichtingen nakomt. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet veilig kan terugkeren naar Kroatië vanwege slechte omstandigheden en persoonlijke ervaringen, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om dit standpunt te onderbouwen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat Kroatië in beginsel voldoet aan de verplichtingen onder de Dublinverordening.
De rechtbank concludeert dat de minister in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen en dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij kan worden overgedragen aan Kroatië. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 12 augustus 2024.