ECLI:NL:RBDHA:2024:12941
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vrijheidsbeperkende maatregel voor Iraaks gezin met jonge kinderen
Op 15 augustus 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eisers, een Iraaks gezin, beroep hebben ingesteld tegen een vrijheidsbeperkende maatregel die hen door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De eisers, die op 17 juli 2024 een beroepschrift indienen, verzoeken om een voorlopige voorziening om in Nederland de behandeling van hun hoger beroep af te wachten. De rechtbank overweegt dat de situatie van eisers niet valt onder de gronden voor rechtmatig verblijf zoals opgesomd in artikel 8 van de Vreemdelingenwet (Vw). De rechtbank stelt vast dat eisers geen rechtmatig verblijf hebben, omdat hun eerdere beroep ongegrond is verklaard en er geen voorzieningen zijn getroffen door de Raad van State die hen in Nederland zouden toestaan te blijven.
De rechtbank behandelt de argumenten van eisers dat de maatregel disproportioneel is, vooral gezien hun jonge kinderen. De rechtbank oordeelt dat het bieden van opvang aan een gezin met jonge kinderen niet disproportioneel is, ook al is er een verplichting om zich in de gezinslocatie in Amersfoort op te houden. De rechtbank wijst erop dat de openbare orde en nationale veiligheid in het geding zijn, en dat eisers niet hebben voldaan aan hun verplichting om Nederland uit eigen beweging te verlaten. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening en dat het beroep ongegrond is. De uitspraak is gedaan door rechter N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier D.G. van den Berg.