ECLI:NL:RBDHA:2024:12894

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.24976
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Ugandese lesbische vrouw en de beoordeling van haar geaardheid door de rechtbank

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 14 augustus 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Ugandese vrouw die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. Eiseres, die lesbisch is, had eerder een asielaanvraag ingediend op basis van haar lidmaatschap van de NUP, maar had haar seksuele geaardheid niet in die procedure naar voren gebracht. De aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. Tijdens de zitting op 23 juli 2024 was eiseres niet aanwezig, maar haar gemachtigde en een tolk waren wel aanwezig. Eiseres diende later een schriftelijke reactie in.

De rechtbank beoordeelde de geloofwaardigheid van eiseres' geaardheid en de problemen die zij ondervond vanwege haar seksuele voorkeur. De rechtbank oordeelde dat de minister onvoldoende had gemotiveerd waarom de geaardheid van eiseres niet geloofwaardig was. Eiseres had verklaard dat zij doodsbedreigingen had ontvangen en verstoten was door haar familie vanwege haar seksuele geaardheid. De rechtbank vond dat de minister niet goed had gemotiveerd waarom eiseres onvoldoende inzicht had gegeven in haar proces van zelfacceptatie en dat de afwijzing van de aanvraag gebrekkig was.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de minister op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werden de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 2.625,--. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen vanwege gebrek aan connexiteit.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.24976 (beroep) en NL24.24977 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer en voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiseres/verzoekster] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)

(gemachtigde: mr. F. Khodajoo-Aziz Maleki),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. S. Imami).

Inleiding

1. Eiseres heeft eerder een asielaanvraag gedaan vanwege haar lidmaatschap van de NUP. Tijdens de procedure bij de rechtbank heeft eiseres aangevoerd dat zij lesbisch is. Dat asielmotief is om proceseconomische redenen niet bij de voorgenoemde procedure betrokken.
1.1.
Eiseres heeft op 1 juni 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 10 juni 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 23 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, een tolk en de gemachtigde van verweerder. Eiseres heeft laten weten bij de zitting aanwezig te willen zijn, maar is per abuis niet naar de rechtbank gebracht. Ter zitting is met de gemachtigde van eiseres besproken hoe hiermee om te gaan en is eiseres in de gelegenheid gesteld om een schriftelijke reactie in te dienen. Zij heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
2. Eiseres stelt van Ugandese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 1992. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres heeft verklaard dat ze op vrouwen valt. Zij heeft verschillende relaties gehad, zowel kortstondig als lang. Haar laatste relatie was met [naam 1] . De vriend van eiseres is achter deze relatie gekomen en heeft de naasten van eiseres op de hoogte gebracht. Ook is er aangifte gedaan tegen eiseres. Eiseres heeft doodsbedreigingen ontvangen en is verstoten door haar familie. Eiseres heeft geen aangifte durven doen tegen haar vriend, omdat hij foto’s heeft van eiseres en [naam 1] .
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen: 1) Identiteit, nationaliteit en herkomst; 2) Geaardheid en 3) Problemen vanwege geaardheid.
3.1.
Verweerder heeft het eerste element geloofwaardig geacht en elementen 2 en 3 niet geloofwaardig geacht. Daarbij is volgens verweerder van belang dat eiseres geen verschoonbare reden heeft gegeven waarom ze dit asielmotief niet bij haar eerste asielaanvraag naar voren heeft gebracht. Verder acht verweerder van belang dat eiseres haar gevoelens wel voldoende inzichtelijk heeft gemaakt, maar haar proces van zelfacceptatie niet. Ten aanzien van de voorgaande relaties overweegt verweerder dat eiseres niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe deze relaties tot stand zijn gekomen. Bovendien komen de verklaringen van eiseres over [naam 1] niet overeen met [naam 1] ’s sociale media account. Verder heeft verweerder tegengeworpen dat eiseres nauwelijks kennis heeft van LHBTI organisaties in Nederland. Bovendien heeft eiseres tegenstrijdig verklaard over haar beslissing om juist in Nederland asiel aan te vragen.
Wat vindt eiseres?
4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat haar aanvraag ten onrechte is afgewezen. Eiseres behoort tot de LHBTI-gemeenschap. Verweerder heeft volgens eiseres geloofwaardig bevonden dat eiseres gevoelens voor vrouwen heeft. Daarnaast heeft eiseres haar relaties wel inzichtelijk gemaakt. Verder heeft verweerder bij de beoordeling van de aanvraag het beleid niet toegepast. Zo is het thema over discriminatie, repressie en vervolging het land van het herkomst niet of niet kenbaar behandeld. Daarbij heeft verweerder ten onrechte overwogen dat eiseres ongerijmd heeft verklaard over haar uitreis. De reis was voor eiseres geregeld. Bij schriftelijke reactie van 30 juli 2024 heeft eiseres verder verklaard dat haar neef contacten had bij de grensbewaking en zodoende haar heeft geholpen het land te verlaten. Ook zou de Ugandese grensbewaking niet door de politie zijn geïnformeerd omdat de politie meestal slechts papieren dossiers heeft. Het besluit is daarom onzorgvuldig.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Geloofwaardigheidsbeoordeling geaardheid (tweede element)
5. Bij de beoordeling of eiseres al dan niet tot de LHBTI-gemeenschap behoort, maakt verweerder gebruik van werkinstructie 2019/17. Kort samengevat beoordeelt verweerder de gestelde seksuele gerichtheid aan de hand van de volgende vier thema’s: Privéleven; Huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact met of kennis van lhbti groepen; Contact met lhbti’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie; Discriminatie, repressie en vervolging in land van herkomst. Deze thema’s worden door verweerder in onderlinge samenhang beoordeeld.
Thema: privéleven
6. Anders dan eiseres stelt, heeft verweerder niet geloofwaardig gevonden dat eiseres op vrouwen valt. Dat staat niet in het bestreden besluit. Wel heeft eiseres haar gevoelens over de ontdekking van haar geaardheid volgens verweerder voldoende inzichtelijk gemaakt. Dit is ter zitting besproken en tussen partijen niet (langer) in geschil.
7. Volgens verweerder heeft eiseres echter onvoldoende inzicht gegeven in haar proces van zelfacceptatie. Zij heeft weliswaar het begin van dit proces inzichtelijk gemaakt, maar het laatste zetje niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dit echter niet goed gemotiveerd. Op meerdere momenten tijdens de gehoren heeft eiseres aangegeven dat zij bang was en dat zij heeft geprobeerd om van haar geaardheid af te komen. Verder heeft zij verklaard dat zij erachter kwam dat haar schoolvriendin [naam 2] ook lesbisch bleek, dat dit haar heeft geholpen tot rust te komen, dat zij zichzelf kon accepteren omdat er iemand was die op haar leek, dat zij wist dat er niks met haar aan de hand was en dat zij door het gesprek met [naam 2] tot de gedachte is gekomen dat God haar zo heeft gemaakt en dat zij de gevoelens niet weg kan halen. Eiseres heeft toegelicht dat zij zichzelf niet in een dag of in een keer heeft geaccepteerd, maar dat zij een heel proces heeft doorlopen, dat het gesprek met [naam 2] haar een duw in de rug heeft gegeven, dat dit de druppel was. [1] De rechtbank merkt op dat eiseres op de verschillende vragen over haar acceptatie voldoende gedetailleerd en consistent heeft verklaard en is tegen deze achtergrond van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres geen (of onvoldoende) inzicht zou hebben gegeven in haar proces van zelfacceptatie. Ter zitting heeft verweerder verduidelijkt dat hij graag antwoord had gekregen op de vraag of eiseres zich bijvoorbeeld anders is gaan gedragen nadat zij zichzelf had geaccepteerd. Maar deze vraag is haar niet gesteld. Er is alleen gevraagd naar hoe eiseres zich voelde na het omslagmoment. [2]
Thema: huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact met of kennis van lhbti groepen
8. Verweerder heeft wel aan eiseres mogen tegenwerpen dat zij met betrekking tot haar kortstondige relaties niet voldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe deze relaties tot stand zijn gekomen. Eiseres heeft verklaard over het gedrag van andere vrouwen en dat zij er daardoor achter kwam dat deze vrouwen lesbisch zijn, zij heeft echter niet toegelicht om welk gedrag dit dan ging. Verder heeft verweerder terecht aan eiseres tegengeworpen dat de verklaringen van eiseres over [naam 1] op wezenlijke onderdelen niet overeenkomen met diens sociale media account. Uit het sociale media account van [naam 1] blijkt dat zij zes kinderen heeft, terwijl eiseres heeft verklaard dat [naam 1] vier kinderen heeft. Verweerder heeft daarom mogen tegenwerpen dat eiseres op dit onderdeel tegenstrijdig heeft verklaard.
Thema: contact met lhbti’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie
9. Volgens werkinstructie 2019/17 kan kennis van de LHBTI organisaties in Nederland bijdragen aan de geloofwaardigheid van de gestelde seksuele gerichtheid, maar andersom is het niet zo dat geen kennis van LHBTI organisaties in Nederland afbreuk zou kunnen doen aan de geloofwaardigheid hiervan. Verweerder heeft dan ook ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat zij weinig contact heeft met LHBTI’ers in Nederland of kennis heeft van de Nederlandse situatie.
10. Wel heeft verweerder tegen mogen werpen dat zij enerzijds heeft verklaard dat zij geen tijd had om onderzoek te doen naar het land waar zij naartoe wilde vluchten [3] en anderzijds dat zij specifiek naar Nederland wilde komen. [4]
Thema: discriminatie, repressie en vervolging in land van herkomst
11. Anders dan eiseres heeft betoogd, heeft verweerder dit thema naar het oordeel van de rechtbank voldoende kenbaar meegenomen in de beoordeling. Dat dit thema niet een apart kopje heeft in het voornemen is hersteld bij het bestreden besluit. Ook heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank voldoende verduidelijkt welke er overlap zit tussen dit thema en het derde element en dat de beoordeling van het derde element eveneens geldt als beoordeling van dit thema. Daarbij heeft verweerder aan eiseres mogen tegenwerpen dat zij legaal heeft kunnen uitreizen. Dat contactpersonen van haar neef haar hebben geholpen om legaal uit te kunnen reizen heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt. Deze stelling laat zich bovendien moeilijk rijmen met haar stelling de politie uit haar woonplaats meestal papieren dossiers gebruikt en daarom de grensbewaking niet had geïnformeerd. In dat geval had eiseres namelijk geen maatregelen hoeven nemen om het land veilig te verlaten.
Conclusie geloofwaardigheid geaardheid (geaardheid)
12. Verweerder heeft niet goed gemotiveerd waarom eiseres onvoldoende inzicht heeft gegeven in het proces van zelfacceptatie. Ook heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat eiseres weinig contact heeft met LHBTI’ers in Nederland of kennis van de situatie van LHBTI’ers in Nederland. Het besluit is daarom gebrekkig.
Geloofwaardigheidsbeoordeling problemen vanwege geaardheid (derde element)
13. Eiseres heeft geen (aparte) gronden gericht tegen de geloofwaardheidsbeoordeling van het derde element ‘problemen vanwege de geaardheid’. Omdat de rechtbank hiervoor echter heeft geoordeeld dat sprake is van een motiveringsgebrek in de geloofwaardigheidsbeoordeling van de geaardheid, en dit gebrek doorwerkt in de geloofwaardigheidsbeoordeling van het derde element, zal verweerder ook voor dit derde element een nieuwe beoordeling moeten maken, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is gegrond. Het besluit is in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht, het motiveringsbeginsel. De rechtbank zal het besluit daarom vernietigen en verweerder opdragen binnen 8 weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag. Nu er op het beroep is beslist, zal het verzoek om een voorlopige voorziening worden afgewezen vanwege een gebrek aan connexiteit.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 2.625,-- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het indienen van een verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van
€ 875,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen 8 weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot € 2.625,--.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Smeets, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met de uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Nader gehoor, pagina 20 en 21.
2.Nader gehoor, pagina 22.
3.Gehoor opvolgende aanvraag, bladzijde 32.
4.Proces-verbaal van gehoor, 25 maart 2024, aanwezig in dossier met zaaknummer NL24.14305.