ECLI:NL:RBDHA:2024:12864
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvragen van Moldavische eisers in het kader van de Dublinverordening
Op 14 augustus 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken van vier Moldavische eisers die in beroep gingen tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie had de aanvragen afgewezen op grond van de Dublinverordening, omdat België verantwoordelijk was voor de behandeling van deze aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen op 30 juli 2024 behandeld, waarbij de eisers en hun gemachtigde niet verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en de beroepen ongegrond verklaard.
De rechtbank oordeelde dat de minister in redelijkheid kon besluiten de aanvragen niet in behandeling te nemen, aangezien België als verantwoordelijke lidstaat was aangewezen. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd erkend dat er tekortkomingen in de opvang in België zijn, maar dat deze tekortkomingen niet voldoende waren om het interstatelijk vertrouwensbeginsel te schenden. De eisers voerden aan dat zij vanwege medische omstandigheden en andere redenen niet adequaat behandeld zouden worden in België, maar de rechtbank oordeelde dat deze argumenten niet overtuigend waren.
De rechtbank concludeerde dat de asielaanvragen van de eisers terecht buiten behandeling zijn gesteld en dat zij konden worden overgedragen aan België. De eisers kregen geen vergoeding van hun proceskosten. De uitspraak werd gedaan door rechter M. Munsterman, in aanwezigheid van griffier V. Vegter, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl.