ECLI:NL:RBDHA:2024:12829

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
14 augustus 2024
Zaaknummer
C/09/664749 / FA RK 24-2754
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag en benoeming van een voogd in een gezagskwestie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2024 een beschikking gegeven inzake de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar kind, geboren op [geboortedag 1] 2021. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek ingediend om het gezag van de moeder te beëindigen en de oma moederszijde als voogd aan te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder, die kampt met verslaving en psychische problemen, niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind te dragen. Het kind verblijft sinds zijn geboorte niet meer bij de moeder en woont bij de oma, die zich bereid heeft verklaard om de voogdij op zich te nemen. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op 14 mei 2024 gehouden, waarbij de moeder en haar advocaat aanwezig waren, maar de vader niet. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van het kind is om de moeder's gezag te beëindigen en de oma als voogd aan te stellen, zodat er duidelijkheid komt over de opvoeding en verzorging van het kind. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de griffier is verzocht om een aantekening te maken in het centraal gezagsregister.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/664749 / FA RK 24-2754
Datum uitspraak: 17 juli 2024
Beschikking van de rechtbank
Gezagsbeëindiging
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
Den Haag,
hierna te noemen de Raad,
over
[kind], geboren op [geboortedag 1] 2021 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen [kind] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. F.G.T. Meershoek te Den Haag,
[de vader],
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. J. Grabowsky te Den Haag,
[Oma, beoogd voogd] ,
de oma moederszijde, tevens de beoogd voogd,
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 16 april 2024;
  • de bereidverklaring van de oma moederszijde van 22 april 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 mei 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de oma moederszijde;
- [naam 1] , een vertegenwoordiger van de Raad;
- [naam 2] , een vertegenwoordiger van de GI, met een collega in opleiding als toehoorder.
[de vader] is niet verschenen. De rechtbank stelt vast dat [de vader] wel juist is opgeroepen.
De advocaat van [de vader] is wel verschenen, maar heeft de zitting voortijdig verlaten wegens het gewijzigde verzoek van de Raad.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 11 juli 2024 is de erkenning door [de vader] van [kind] vernietigd.
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [kind] .
2.3.
[kind] verblijft bij de oma moederszijde.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 11 september 2023 de ondertoezichtstelling van [kind] verlengd tot 9 oktober 2024.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 11 september 2023 de machtiging verlengd [kind] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg, te weten bij de oma moederszijde, tot 9 oktober 2024.
2.6.
De oma moederszijde heeft zich bij brief van 22 april 2024 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad heeft ter zitting, gelet op de beschikking van 11 juli 2024 waarin de erkenning van [kind] door [de vader] is vernietigd, het verzoek ten aanzien van [de vader] ingetrokken. De Raad handhaaft het verzoek het gezag van de moeder te beëindigen en de oma moederszijde tot voogd(es) over [kind] te benoemen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De Raad heeft het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt onderbouwd. [kind] woont sinds zijn geboorte niet meer bij de moeder in verband met haar verslaving en persoonlijke problematiek. [kind] verblijft sinds najaar 2022 bij de oma moederszijde en ontwikkelt zich daar positief. De problematiek van de moeder staat nog steeds op de voorgrond. De moeder heeft geen vaste woon- of verblijfplaats en is wisselend opgenomen binnen de psychiatrie en verslavingszorg. Een terugplaatsing van [kind] bij de moeder is niet meer aan de orde en de oma moederszijde heeft aangegeven dat [kind] bij haar kan blijven wonen. De oma moederszijde en de moeder hebben goed contact met elkaar en de oma moederszijde is in staat om te kijken wat het beste is voor [kind] in het contact met de moeder. Het lukt de moeder niet altijd goed om (snel) keuzes te maken en haar gezag over [kind] goed uit te oefenen. Het is van belang dat de oma moederszijde de voogdij krijgt zodat de feitelijke situatie overeenkomt met de juridische situatie en de oma moederszijde de beslissingen over [kind] kan nemen.

4.De standpunten

4.1.
De GI onderschrijft het verzoek van de Raad.
4.2.
Door en namens de moeder is ter zitting geen verweer gevoerd. De moeder heeft naar voren gebracht dat de oma moederszijde goed voor [kind] zorgt. De moeder is op dit moment langdurig opgenomen en krijgt steeds meer vrijheden. De advocaat heeft naar voren gebracht dat het goed gaat met [kind] bij de oma moederszijde en het steeds beter lukt om samen met de moeder het contact vorm te geven. De moeder heeft op dit moment gemiddeld twee keer per week contact met [kind] . In een procedure bij de familierechter zijn onder begeleiding van een bijzondere curator gesprekken gevoerd tussen de oma moederszijde en de ex-pleegouders van [kind] . Er zijn afspraken gemaakt waar iedereen zich in kan vinden en die nog in een beschikking zullen worden vastgelegd, waardoor de zorgen die er waren over spanningen tussen de oma moederszijde en de ex-pleegouders zijn weggenomen. Voor [kind] is het van belang dat er rust en duidelijkheid komt.
4.3.
De oma moederszijde heeft ter zitting ingestemd met het verzoek. De oma moederszijde heeft naar voren gebracht dat [kind] zich positief ontwikkelt en dat ze erg trots op hem is. De oma moederszijde is blij dat [kind] nu ook de achternaam van de moeder draagt. De oma moederszijde heeft met behulp van de bijzondere curator goede afspraken kunnen maken met de ex-pleegouders van [kind] . Beide partijen hebben hun hart kunnen luchten en de oma moederszijde heeft het verleden een plekje kunnen geven. [kind] is ook aan de ex-pleegouders gehecht en heeft een leuke plek waar hij kan logeren.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
5.2.
Ter zitting is gebleken dat de Raad het verzoek ten aanzien van [de vader] intrekt. De rechtbank constateert daarom dat zij ten aanzien van [de vader] geen beslissing meer hoeft te nemen.
5.3.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van de moeder aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a, BW is voldaan en zal daarom het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toewijzen.
5.4.
De rechtbank overweegt daartoe dat [kind] na zijn geboorte direct uit huis is geplaatst in verband de complexe problematiek van de moeder. De moeder heeft een belast verleden en kampt onder andere met een verslaving met daaruit voortvloeiende psychische problemen. De problematiek van de moeder staat nog steeds op de voorgrond en er is sprake van een patroon van wisselende relaties en opnames. De moeder heeft geen vaste woon- of verblijfplaats en is op dit moment langdurig opgenomen. Hierdoor is een terugplaatsing bij de moeder niet meer aan de orde. [kind] ontwikkelt zich positief bij de oma moederszijde en kan hier ook blijven wonen. De moeder heeft goed contact met de oma moederzijde en met [kind] . Het is niet mogelijk gebleken om een constante communicatie en samenwerking met de moeder te hebben, met name wanneer zij is opgenomen, waardoor niet altijd (snel) keuzes ten aanzien van [kind] gemaakt worden of op tijd toestemming wordt verleend. De moeder is niet in staat de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen binnen een voor [kind] aanvaardbaar te achten termijn. Het is daarom in het belang van [kind] dat er duidelijkheid komt over waar hij zal opgroeien en wie de gezaghebbende beslissingen over hem neemt. De rechtbank zal het gezag van de moeder dan ook beëindigen.
5.5.
Omdat de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [kind] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over hem te benoemen. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt. De oma moederszijde is in staat om in het belang van [kind] beslissingen te nemen en heeft zich bereid verklaard de voogdij op zich te nemen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de oma moederszijde moet worden belast met de voogdij.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
stelt vast dat ten aanzien van [de vader] niets meer te beslissen valt;
6.2.
beëindigt het ouderlijk gezag van [de moeder] , geboren op [geboortedag 2] 1991 in [geboorteplaats 2] , over [kind] , geboren op [geboortedag 1] 2021 in [geboorteplaats 1] ;
6.3.
benoemt tot voogd(es) over genoemde minderjarige, [Oma, beoogd voogd] , geboren op [geboortedag 3] 1964 in [geboorteplaats 1] ;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2024 door mr. C.M. Koole, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier, en op schrift gesteld op 24 juli 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.