ECLI:NL:RBDHA:2024:12795
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van asielaanvraag en verzoek om uitstel van vertrek op medische gronden
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 14 augustus 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en het verzoek om uitstel van vertrek op medische gronden beoordeeld. Eiser had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning ingediend, die op 30 maart 2021 was afgewezen. Na een eerdere afwijzing op 2 maart 2022, waarbij tijdelijk uitstel van vertrek was verleend, heeft eiser opnieuw een aanvraag ingediend. De rechtbank behandelt het beroep dat eiser heeft ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag, die door de minister van Asiel en Migratie op 14 december 2023 is afgewezen, en het daaropvolgende bezwaar dat op 7 mei 2024 kennelijk ongegrond is verklaard.
De rechtbank oordeelt dat de minister zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiser het medisch advies van het Bureau Medische Zaken (BMA) niet of onvoldoende heeft weersproken. Het BMA had in zijn advies op 8 december 2023 aangegeven dat eiser nog wel lichamelijke klachten had, maar dat er geen medische noodsituatie te verwachten was bij terugkeer naar Nigeria. Eiser heeft aangevoerd dat er een reëel risico op schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) bestaat, maar de rechtbank oordeelt dat de door eiser aangevoerde pijnklachten niet voldoende zijn om te spreken van een medische noodsituatie.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat het terugkeerbesluit gehandhaafd blijft. Eiser krijgt geen uitstel van vertrek en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van mr. L.J. van der Veen, griffier. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.