ECLI:NL:RBDHA:2024:12751

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
AWB - 24 _ 5625
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake sluiting inrichting na explosies

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die een last onder bestuursdwang heeft ontvangen van de burgemeester van Den Haag. Deze last houdt in dat de inrichting van verzoekster voor een periode van drie maanden gesloten moet worden, na aanleiding van twee explosies die gericht waren op de inrichting. De voorzieningenrechter heeft op 8 juli 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel verzoekster als de gemachtigden van verzoekster en verweerder aanwezig waren. De voorzieningenrechter overweegt dat de explosies in een korte periode hebben plaatsgevonden en dat er onvoldoende informatie is om te concluderen dat de kans op herhaling niet aanwezig is. Ondanks dat de sluiting als een straf kan aanvoelen, is het volgens de rechtspraak geen punitieve sanctie. De voorzieningenrechter oordeelt dat het belang van de bescherming van de openbare orde en veiligheid zwaarder weegt dan het belang van verzoekster, die door de sluiting zonder inkomsten komt te zitten. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 8 juli 2024.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/5625
uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 juli 2024 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

[verzoekster] h.o.d.n. [handelsnaam], te [woonplaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. M.G. Cantarella),
tegen

de burgemeester van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. E.P. Alonso).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen het besluit van verweerder om het [handelsnaam] in het perceel [adres] te [plaats] (de inrichting) te sluiten voor een periode van drie maanden. [1]
1.1.
Verweerder heeft verzoekster bij besluit van 24 juni 2024 (het - primaire - besluit)
een last onder bestuursdwang opgelegd, inhoudende dat de inrichting wordt gesloten voor de duur van drie maanden, eindigend op 10 september 2024 om 12:00 uur. In deze periode is begrepen dat verzoeker de inrichting per 10 juni 2024 12:00 uur tot 24 juni 2024 12:00 uur vrijwillig gesloten heeft gehouden.
1.2.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Voorts heeft zij de
voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 juli 2024 op zitting behandeld.
Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van verweerder.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan op het verzoek.
1.5.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter overweegt dat op dit moment, gelet op de bestuurlijke rapportage in samenhang met de twee e-mails van de officier van justitie, ervan moet worden uitgegaan dat de twee explosies [2] zijn gericht op de inrichting. De twee explosies hebben in een zeer korte periode plaatsgevonden en de precieze aanleiding daarvoor is nog onduidelijk. Er is te weinig tijd verstreken sinds de explosies om te zeggen dat de kans op herhaling, eventueel door anderen, niet aanwezig kan worden geacht. Dat er weinig informatie is van het openbaar ministerie kan hier niet aan afdoen. Er loopt een strafrechtelijk onderzoek en dan is het begrijpelijk dat niet volledig inzicht kan worden gegeven in de bevindingen. De sluiting voelt waarschijnlijk als een straf, maar volgens vaste rechtspraak is het geen punitieve sanctie. [3] Persoonlijke verwijtbaarheid van verzoekster is niet nodig voor een sluiting en verweerder heeft verzoekster ook geen verwijt gemaakt. Het gaat hier om de inrichting. Verweerder is bevoegd om de inrichting te sluiten en heeft dit noodzakelijk en evenwichtig mogen achten. Het is duidelijk dat het voor verzoekster, om zonder inkomsten te zijn, heel zwaar is. Maar met meerdere incidenten in een zeer korte tijd, weegt het belang van de bescherming van de openbare orde en veiligheid op dit moment zwaarder dan het belang van verzoekster. Verweerder heeft aangegeven dat, als nieuwe informatie voorhanden is waaruit blijkt dat de dreiging weg is, dit anders kan worden.
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2024.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open

Voetnoten

1.Artikel 174, eerste en derde lid, van de Gemeentewet, artikel 2:79, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag (APV)
2.Op 10 juni 2024 en 13 juni 2024
3.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 7 september 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2614), r.o. 11.2.