ECLI:NL:RBDHA:2024:12751
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake sluiting inrichting na explosies
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die een last onder bestuursdwang heeft ontvangen van de burgemeester van Den Haag. Deze last houdt in dat de inrichting van verzoekster voor een periode van drie maanden gesloten moet worden, na aanleiding van twee explosies die gericht waren op de inrichting. De voorzieningenrechter heeft op 8 juli 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel verzoekster als de gemachtigden van verzoekster en verweerder aanwezig waren. De voorzieningenrechter overweegt dat de explosies in een korte periode hebben plaatsgevonden en dat er onvoldoende informatie is om te concluderen dat de kans op herhaling niet aanwezig is. Ondanks dat de sluiting als een straf kan aanvoelen, is het volgens de rechtspraak geen punitieve sanctie. De voorzieningenrechter oordeelt dat het belang van de bescherming van de openbare orde en veiligheid zwaarder weegt dan het belang van verzoekster, die door de sluiting zonder inkomsten komt te zitten. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 8 juli 2024.