ECLI:NL:RBDHA:2024:12746
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Intrekking van toestemming voor werkzaamheden beveiligingsorganisatie en verzoek om voorlopige voorziening
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 augustus 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker behandeld. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S. Karami, had beroep ingesteld tegen het besluit van de korpschef van Politie, die op 16 augustus 2023 de verleende toestemming voor werkzaamheden bij de beveiligingsorganisatie Event Security Force B.V. had ingetrokken. Dit besluit werd op 12 december 2023 door de korpschef ongegrond verklaard, waarna de verzoeker op 16 juli 2024 een verzoek om voorlopige voorziening indiende.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is, omdat er geen connexiteit is met een bodemprocedure. Dit is gebaseerd op artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat vereist dat er een bodemprocedure moet zijn om een voorlopige voorziening te kunnen treffen. Aangezien het beroep van de verzoeker eerder niet-ontvankelijk was verklaard wegens het niet betalen van het griffierecht, is er geen bodemprocedure aan te wijzen.
De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, conform artikel 7, vijfde lid, van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus.