ECLI:NL:RBDHA:2024:12744

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.6093
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag

Op 8 augustus 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetprocedure van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 27 mei 2024. In die eerdere uitspraak had de rechtbank het beroep van de opposant tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat de beslistermijn, zoals vastgesteld in de WBV 2023/3, nog niet was verstreken, waardoor het beroepschrift te vroeg was ingediend.

De opposant heeft verzet ingesteld tegen deze beslissing, maar heeft geen verzoek gedaan om op zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft daarom, conform artikel 8:55, vierde lid, van de Awb, uitspraak gedaan zonder zitting. In de overwegingen van de rechtbank werd benadrukt dat in verzet alleen kan worden beoordeeld of de bestuursrechter terecht tot zijn kennelijke oordeel is gekomen. De opposant voerde aan dat er divergerende jurisprudentie was en dat er prejudiciële vragen waren gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de verlenging van de beslistermijn in asielzaken.

De rechtbank concludeerde echter dat de eerder aangevoerde argumenten al waren behandeld in de eerdere uitspraak en dat de aanwezigheid van divergerende rechtspraak op zich geen reden was om te twijfelen aan het kennelijke oordeel van de rechtbank. De prejudiciële vragen waren nog niet beantwoord door het Hof van Justitie, en daarom zou dit in beroep ook niet tot een andere uitspraak hebben geleid. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.6093 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[opposant], opposant

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Kalu-Mollema),

Procesverloop

Bij uitspraak van 27 mei 2024 heeft de rechtbank het beroep van opposant kennelijk niet-ontvankelijk verklaard met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Opposant heeft niet verzocht om op zitting te worden gehoord. De rechtbank doet op grond van artikel 8:55, vierde lid, van de Awb uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van opposant tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat de beslistermijn gelet op de WBV 2023/3 nog niet was verstreken. Het beroepschrift was dan ook te vroeg ingediend.
2. In verzet kan alleen worden beoordeeld of de bestuursrechter terecht tot zijn kennelijke oordeel is gekomen. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht die in het geval van een behandeling op zitting in beroep ook hadden kunnen worden aangevoerd, dient te worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de kennelijke uitkomst.
3. Die situatie doet zich in deze zaak niet voor. Opposant heeft in het verzetschrift gewezen op divergerende jurisprudentie en op de prejudiciële vragen die zijn gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de mogelijkheid van verlenging van de beslistermijn in asielzaken. In de aangevallen uitspraak is met de verwijzing naar de uitspraken van deze zittingsplaats van 19 april 2024 al ingegaan op de argumenten die nu in verzet zijn aangevoerd. Dat sprake is van divergerende rechtspraak is als zodanig geen reden voor de conclusie dat de rechtbank niet tot een kennelijk oordeel kan komen. De aanhangige prejudiciële vragen over de verlengde beslistermijn zouden in beroep evenmin tot een andersluidende uitspraak hebben geleid. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft deze vragen namelijk nog niet beantwoord.
4. Het verzet is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 8 augustus 2024 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van S.A. Sewratan, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.