Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft verzoeker op 21 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv), ingediend op 28 juli 2022 in het kader van nareis. De minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft op 26 juni 2024 de mvv-aanvraag van verzoeker afgewezen. Na deze afwijzing heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank kan besluiten om het bestuursorgaan te veroordelen in de proceskosten.
In dit geval heeft de verweerder niet binnen de geldende termijn op de aanvraag van verzoeker beslist en heeft deze aanvraag afgewezen terwijl er een beroep tegen het niet-tijdig beslissen aanhangig was. De rechtbank concludeert dat verweerder geheel aan het beroep van verzoeker tegemoet is gekomen. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank stelt de proceskosten op € 437,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en past de wegingsfactor 'licht' toe, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank veroordeelt de verweerder tot betaling van de proceskosten aan verzoeker, tot een bedrag van € 437,50. Deze uitspraak is gedaan op 8 augustus 2024 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.