ECLI:NL:RBDHA:2024:12721

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 augustus 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.22744
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid van identiteit en nationaliteit

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, die stelt Somalische nationaliteit te hebben, had eerder een asielaanvraag ingediend die op 12 mei 2023 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank Amsterdam had deze afwijzing op 14 juni 2023 gegrond verklaard, omdat de minister onvoldoende had gemotiveerd waarom de identiteit en nationaliteit van eiser ongeloofwaardig waren. Eiser had een Keniaans paspoort, maar de rechtbank oordeelde dat de minister nader onderzoek moest doen naar de gestelde Somalische identiteit van eiser.

In het bestreden besluit van 23 mei 2024 heeft de minister de asielaanvraag opnieuw afgewezen, wederom als kennelijk ongegrond, en stelde dat eiser de bewijslast heeft om aan te tonen dat het Keniaanse paspoort frauduleus is verkregen. De rechtbank oordeelt dat de minister hierin niet is geslaagd. De rechtbank wijst erop dat de taalanalyse die is uitgevoerd niet geschikt is om de nationaliteit te bepalen en dat de minister onvoldoende recht heeft gedaan aan de onderzoeksopdracht van de rechtbank. De rechtbank concludeert dat de minister de problemen van eiser in Somalië niet heeft beoordeeld en dat het bestreden besluit moet worden vernietigd.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.750,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.22744

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. L.S. Hartog).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 23 mei 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure (opnieuw) afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [naam] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of verweerder de asielaanvraag van eiser terecht (opnieuw) heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd: de beroepsgronden.
Aanleiding voor het bestreden besluit.
3. Eiser heeft op 21 april 2023 zijn asielaanvraag ingediend. Daarbij heeft hij gesteld dat hij is geboren op [datum] 1996 en dat hij de Somalische nationaliteit heeft. Verweerder heeft met het besluit van 12 mei 2023 de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, waarbij hij de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst ongeloofwaardig achtte. Omdat eiser een echt bevonden Keniaans paspoort heeft, werd van de daarin opgenomen persoonsgegevens uitgegaan. Dit betekende volgens verweerder onder meer dat eiser de Keniaanse nationaliteit bezit. De gestelde problemen van eiser in Somalië zijn daarom toen niet beoordeeld. De rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, heeft het beroep van eiser tegen het besluit van 12 mei 2023 bij uitspraak van 14 juni 2023 gegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank geconcludeerd dat verweerder niet zonder nadere motivering kan stellen dat eisers identiteit, nationaliteit en herkomst ongeloofwaardig zijn. De rechtbank heeft verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser.
Het bestreden besluit.
4. Met het nu bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag opnieuw afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft overwogen dat op eiser de bewijslast rust om zijn gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst aannemelijk te maken. Verweerder wijst daarbij wederom op het echt bevonden Keniaans paspoort van eiser en stelt dat verweerder daarom in beginsel mag uitgaan van de daarin vermelde nationaliteit. Eiser dient aannemelijk te maken dat hij het Keniaanse paspoort op frauduleuze wijze heeft verkregen. Daarin is eiser volgens verweerder niet geslaagd. Verweerder stelt verder dat hij ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank van 14 juni 2023 nader onderzoek heeft gedaan naar de gestelde Somalische persoonsgegevens van eiser. Zoals geopperd door de rechtbank heeft verweerder een taalanalyse laten uitvoeren. De uitkomsten daarvan leiden echter niet tot een andere uitkomst, omdat een taalanalyse niet geschikt is om de nationaliteit te bepalen.
Het standpunt van eiser.
5. Eiser stelt zich in beroep op het standpunt dat verweerder de aanvraag ten onrechte (opnieuw) heeft afgewezen, althans, dat deze afwijzing onvoldoende is gemotiveerd. Verweerder heeft volgens eiser in het bestreden besluit onvoldoende recht gedaan aan de onderzoeksopdracht die de rechtbank in haar uitspraak van 14 juni 2023 heeft gegeven. Eiser stelt dat hij alles heeft gedaan waartoe hij redelijkerwijs in staat is om aan te tonen dat het Keniaans paspoort frauduleus is verkregen. Eiser verwijst in dat verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 maart 2024. [1]
Wat vindt de rechtbank?
6. Ook de rechtbank is van oordeel dat verweerder ten onrechte vasthoudt de Keniaanse nationaliteit van eiser als reden om het asielrelaas niet verder te beoordelen. De zittingsplaats Amsterdam heeft in haar uitspraak van 14 juni 2023 immers opgenomen welke aanwijzingen zij ziet om uit te gaan van de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst, om vervolgens in rechtsoverweging 6 te concluderen:
“Naar het oordeel van de rechtbank is het overduidelijk dat het hier gaat om een Somaliër die een Keniaans paspoort heeft gekocht, zodat van verweerder verwacht mag worden dat hij nader onderzoek doet als hij een ander standpunt is toegedaan.”. Dat de rechtbank hierbij geen verdere conclusies trekt over de wél aan te nemen nationaliteit van eiser doet er niet aan af dat met voornoemde overweging zonder voorbehoud is vastgesteld dat het paspoort frauduleus is verkregen. Verweerder heeft deze feitenvaststelling niet bestreden in hoger beroep. Dat betekent dat daar ook van uit moet worden gegaan bij de beoordeling van het nu bestreden besluit, in die zin dat het enkele bezit van het Keniaanse paspoort in dit geval geen aanknopingspunt oplevert dat eiser de Keniaanse nationaliteit bezit.
7. Zoals ook in de uitspraak van 14 juni 2023 is overwogen, was het aan verweerder om een eventuele conclusie dat de door eiser gestelde Somalische identiteit, nationaliteit en herkomst ongeloofwaardig is nader te motiveren. De rechtbank stelt vast dat verweerder daarin niet is geslaagd. Buiten het bezit van het Keniaanse paspoort gaat verweerder nog wel in op de in zijn opdracht uitgevoerde taalanalyse, maar deze wijst juist uit dat eiser eenduidig te herleiden is tot de taalgemeenschap in Zuid-Somalië. Dit onderbouwt als zodanig dan ook niet de ongeloofwaardigheid van eisers identiteit, nationaliteit en herkomst. Nu verweerder die conclusie niet juist heeft onderbouwd, heeft verweerder ook ten onrechte nagelaten om de door eiser gestelde problemen in Somalië te beoordelen.
Conclusie en gevolgen.
8. Het beroep slaagt dan ook en zal daarom gegrond worden verklaard.
9. Het bestreden besluit moet worden vernietigd omdat het is gebaseerd op een onvoldoende onderzoek en motivering. Dit is in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of om zelf een beslissing over de aanvraag te nemen. De rechtbank zal daarom met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht bepalen dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening moet houden met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
10. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 23 mei 2024;
- draagt verweerder op om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.