ECLI:NL:RBDHA:2024:12713
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 2 juli 2024 afgewezen, met het argument dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser, die stelt de Syrische nationaliteit te hebben, heeft zijn aanvraag niet onderbouwd met voldoende bewijs dat Bulgarije niet aan zijn internationale verplichtingen voldoet. De rechtbank heeft geen zitting gehouden en oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Bulgarije te maken heeft gehad met pushbacks en mishandeling, maar de rechtbank oordeelt dat deze claims niet voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank verwijst naar eerdere rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigt dat er geen reden is om aan te nemen dat Bulgarije asielzoekers onterecht behandelt. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan hanteren en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een overdracht aan Bulgarije onredelijk maken. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard en eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt op 8 augustus 2024.