Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juli 2024 in de zaak tussen
[eiser], uit [woonplaats], eiser
het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, verweerder
[derde partij 1]en
[derde partij 2]uit [woonplaats] (vergunninghouders)
Inleiding
Waar gaat deze zaak over?
Beoordeling door de rechtbank
“Dakopbouwen zijn toegestaan wanneer de aanvraag identiek (wat betreft rooilijn, breedte, hoogte en dakhelling) is aan een bestaande legale dakopbouw in het zelfde bouwblok en er geen sprake is van andersvormige dakopbouwen in het betreffende bouwblok. Anders is een integrale beoordeling nodig.”
16 december 2021 geconcludeerd dat het bouwplan in overeenstemming is met redelijke eisen van welstand. In dit advies wordt ervan uitgegaan dat de dakopbouw gelijk is aan de al gerealiseerde dakopbouw van de woning [adres 2]. Daarover vermeldt het advies het volgende: “
-De dakopbouw is akkoord, omdat die als voorgesteld hetzelfde is als die van de al gerealiseerde dakopbouw van [adres 2] in hetzelfde bouwblok.”
6 december 2021, waarin het constructie(principe) onder voorwaarden akkoord is bevonden. Het dossier bevat geen toets-advies van na de verlening van de vergunning. Op zitting is gebleken dat verweerder ervan uitgaat dat de in bezwaar aangepaste constructieberekening is beoordeeld door een constructeur van de gemeente, maar dat kon daar niet worden aangetoond. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het op de weg van verweerder ligt om zijn standpunt dat de constructieberekening geen gebreken vertoont te onderbouwen, bijvoorbeeld met een toets-advies. Omdat verweerder die onderbouwing niet heeft kunnen geven, slaagt het betoog van eiser in zoverre dat verweerder op basis van onvoldoende onderzoek aannemelijk heeft geacht dat de constructie voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit 2012.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 18 juli 2022;
- draagt verweerder op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 187,- aan eiser moet vergoeden.