Op 28 mei 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de directie van de Rijksdienst voor het wegverkeer (RDW). Eiser had beroep aangetekend tegen een besluit van verweerder, dat het voertuig met kenteken [kenteken] per 5 juni 2023 niet meer op de weg mocht rijden, omdat het niet voldeed aan de wettelijke eisen. Tijdens de zitting op 28 mei 2024 heeft de rechtbank vastgesteld dat eiser en zijn gemachtigde zich afgemeld hadden, maar de gemachtigde van verweerder was wel aanwezig. De rechtbank heeft onmiddellijk uitspraak gedaan na de zitting.
De rechtbank oordeelde dat eiser geen procesbelang had bij een inhoudelijke behandeling van zijn beroep. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat het voertuig per 27 december 2023 niet meer op naam van eiser geregistreerd stond. Eiser stelde dat hij schade had geleden door het besluit, maar de rechtbank vond dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat deze schade daadwerkelijk het gevolg was van het bestreden besluit. Eiser had de mogelijkheid om het voertuig opnieuw te laten keuren of te exporteren, maar had geen bewijs geleverd dat hij deze opties had overwogen of dat hij schade had geleden.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk werd beoordeeld. Eiser kreeg geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten. Partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze mondelinge uitspraak. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter E.K.S. Mollen, in aanwezigheid van griffier E.H. Maas.