Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] , verzoekster,
[naam] ,
[naam] ,
Inleiding
Overwegingen
Beslissing
F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft verzoekster, een Ugandese vrouw, op 15 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om als gezinslid bij haar referent in Nederland te verblijven. Na een lange periode van wachten, heeft verzoekster op 1 november 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De rechtbank heeft op 14 december 2023 het beroep gegrond verklaard en de minister opgedragen om binnen zestien weken een besluit te nemen. Op 13 mei 2024 heeft de minister uiteindelijk de aanvraag ingewilligd, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om een vergoeding van proceskosten.
De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toegewezen, waardoor verzoekster geen griffierecht hoeft te betalen. De rechtbank heeft vervolgens, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft overwogen dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoekster haar beroep heeft ingetrokken omdat de minister aan haar verzoek heeft voldaan, is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster eerder een beroep had ingesteld tegen het uitblijven van een besluit en dat de minister een dwangsom zou verbeuren als hij niet tijdig zou beslissen. Echter, omdat het tweede beroep was ingesteld voordat de maximale dwangsom was volgelopen, was dit beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen als kennelijk ongegrond, en heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.