ECLI:NL:RBDHA:2024:12495

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
23/6728
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De prevalentie van het bijzondere regime van de Wet Woz boven de Wet open overheid (Woo) in het openbaarmakingsproces

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2024, zaaknummer SGR 23/6728, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) beoordeeld. Eiser had verzocht om documenten met betrekking tot de vastgestelde waarde van een pand, maar zijn verzoek werd afgewezen door de directeur van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland. De rechtbank behandelt de vraag of de specifieke openbaarmakingsregels van de Wet waardering onroerende zaken (Wet Woz) voorrang hebben boven de algemene regels van de Woo. De rechtbank concludeert dat het bijzondere regime van de Wet Woz prevaleert boven de Woo, ondanks dat de artikelen van de Wet Woz niet in de bijlage van de Woo zijn opgenomen. Dit oordeel is gebaseerd op de wetsgeschiedenis en de bedoeling van de wetgever. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van het Woo-verzoek van eiser terecht is en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/6728

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: A.R.D. van Burken),
en

de directeur Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Vroonland).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo).
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 24 juli 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 13 september 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder daarbij gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 18 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft met zijn Woo-verzoek gevraagd om verschillende documenten over de vastgestelde waarde van het pand (en alles daaromheen en onder) aan de [adres] in [plaats] . Verweerder heeft voor een deel van deze documenten verwezen naar de vindplaats. Voor het andere deel heeft verweerder het Woo-verzoek afgewezen, omdat de Wet waardering onroerende zaken (Wet Woz) specifieke regels kent over openbaarmaking, [1] die voorgaan op het algemene regime van de Woo.
2.1.
Deze zaak gaat over de vraag of het openbaarmakingsregime uit de Wet Woz voorrang heeft op de openbaarmakingsregels uit de Woo.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Het openbaar maken van de Woz-waardegegevens is essentieel voor transparantie, vertrouwen van de belastingbetalers en rechtvaardigheid in het belastingproces. De Woo is van toepassing op eisers verzoek om documenten, omdat de Wet Woz niet is genoemd in de bijlage bij de Woo waarin de uitzonderingen op de Woo zijn vermeld.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het Woo-verzoek van eiser heeft mogen afwijzen. De rechtbank legt hierna uit hoe ze tot dit oordeel komt.
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiser verzoekt om verstrekking van informatie in de zin van de artikelen 40, 40a en 40b van de Wet Woz.
4.2.
Op een verzoek om verstrekking van informatie is de Woo van toepassing, tenzij een bij bijzondere wet vastgesteld apart regime van toepassing is. [2] De bijlage bij de Woo somt de bijzondere wetten op waarvoor de Woo niet geldt. Dat roept de vraag op of een bijzonder regime ook voorrang kan hebben op de Woo als het niet in de bijlage is opgenomen. De wetgever heeft die vraag met “ja” beantwoord. [3] Bepalend is niet de bijlage, maar de bedoeling van de wetgever.
4.3.
Hoewel de artikelen 40, 40a en 40b van de Wet Woz niet in de bijlage bij de Woo staan, is de rechtbank van oordeel dat het bijzondere regime van de Wet Woz prevaleert boven het algemene regime van de Woo. Uit de wetsgeschiedenis van de Verzamelwet BZK 20XX [4] volgt namelijk dat de openbaarmakingsregeling uit de Wet Woz – inhoudende artikel 40 en verder van de Wet Woz – (opnieuw) als uitputtend moet worden aangemerkt en dat de openbaarmakingsregeling moet worden toegevoegd aan de bijlage bij de Woo. De rechtbank acht hierbij ook van belang dat artikel 40 van de Wet Woz eerder door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [5] is aangemerkt als een bijzondere, uitputtende openbaarmakingsregeling als bedoeld in de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van het Woo-verzoek in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Hoofdstuk VII. Gegevensverstrekking, artikel 40 en verder van de Wet Woz.
2.Op grond van artikel 8.8. van de Woo.
3.Kamerstukken I 2021/22, 33 328, AB, p. 117.
4.Kamerstukken II 2023-2024, 36 481, nr. 3, p. 25.
5.Zie onder andere de uitspraak van de Afdeling van 7 augustus 2013, ECLI:NL:RVS:2013:629.