2.2.Verweerder is van mening dat aan het objectieve criterium is voldaan. De justitiële gegevens die zijn aangetroffen in het JDS vormen immers, als deze worden herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering voor het uitoefenen van de functie van rijsinstructeur. Ook is volgens verweerder voldaan aan het subjectieve criterium. Het risico voor de samenleving weegt zwaarder dan het belang van eiser om als rijinstructeur te werken.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser betoogt dat verweerder afgifte van de VOG ten onrechte heeft geweigerd. Het aspect zedendelict is ten onrechte meegewogen in de besluitvorming ten nadele van eiser, waardoor het scherpe toetsingskader ook ten onrechte in deze mate wordt toegepast. In het geval van de specifieke omstandigheden van eiser is het weigeren van de VOG evident disproportioneel. De aard en het karakter van de veroordeling is uniek te noemen. En herhaling daarvan is in ieder geval uitgesloten in de functie die eiser wil gaan bekleden. Door het voornoemde unieke karakter en de pijn die eiser ervoer nadat hij werd geconfronteerd met het gedrag van het latere slachtoffer richting zijn dochter, heeft eiser, een man die niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit, iets gedaan wat hij niet had moeten doen, maar door een soort psychische overmacht is hij hiertoe gedreven. De omstandigheid dat een forse gevangenisstraf is opgelegd zorgt er in ieder geval voor dat de kans op recidive niet aanwezig is. Daarbij komt dat eiser slechts de rol van medeplichtige had als het gaat om de inhoud van de strafbare handelingen. Ook is verweerder er aan voorbij gegaan dat er in de afgelopen vijf jaar slechts één noemenswaardige veroordeling is. Eiser is al negen jaar rijinstructeur en dit is het enige beroep waarin hij carrière kan hebben. Zowel zijn toekomst als de toekomst van zijn gezin zijn hiervan afhankelijk. Daarnaast wordt een rijinstructeur om de vijf jaren gescreend. Verder heeft verweerder het rapport van de reclassering ten onrechte terzijde geschoven. Subsidiair stelt eiser dat verweerder op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van het beleid had moeten afwijken wegens de bijzondere omstandigheden van het geval.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden de aanvraag van eiser om een VOG heeft afgewezen. Zij zal dit hierna uitleggen.
5. Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) weigert verweerder de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag, indien in de justitiële documentatie met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld, dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, aan het doel waarvoor de verklaring omtrent het gedrag wordt gevraagd, in de weg zal staan.
6. Bij het beoordelen van een aanvraag tot afgifte van een VOG hanteert verweerder het beleid dat is vastgesteld in de Beleidsregels VOG-NP-RP-2023 (de Beleidsregels).
Het objectieve criterium
7. Bij het objectieve criterium wordt niet gekeken naar de persoon van eiser zelf.Er wordt alleen gekeken of de strafbare feiten waarvoor eiser is veroordeeld, een risico vormen bij het vervullen van de functie van rijinstructeur.Eiser geeft als rijinstructeur rijlessen aan (minderjarige) leerlingen van de rijschool. In deze functie is eiser verantwoordelijk voor de veiligheid van zijn leerlingen en is hij soms alleen met een leerling. Indien het strafbare feit dat eiser heeft gepleegd, of soortgelijke delicten door een willekeurig persoon worden herhaald in de functie van rijinstructeur, bestaat er het risico dat deze kwetsbare (minderjarige) leerlingen zeden of geweld zien of hier slachtoffer van worden. Dat het strafbare feit zich volgens eiser niet kan herhalen op de werkvloer, maakt dit niet anders, nu dit bij de beoordeling van het objectieve criterium niet relevant is.Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat aan het objectieve criterium is voldaan.
Het subjectieve criterium
8. Bij het subjectieve criterium wordt gekeken of het belang van de aanvrager zwaarder weegt dan het belang van de samenleving.Hierbij spelen persoonlijke omstandigheden van eiser dus wel een rol. Bij de beoordeling van het subjectieve criterium wordt in ieder geval gekeken naar de afdoening van de strafzaak (lichte of zware straf), het tijdsverloop en de hoeveelheid strafbare feiten.
9. De rechtbank is, anders dan eiser, van oordeel dat verweerder het verscherpte toetsingskader mocht toepassen, omdat de rechtbank Rotterdam eiser in de twintig jaren voorafgaand aan het moment van beoordeling heeft veroordeeld voor het medeplegen van feitelijke aanranding van de eerbaarheid en het vervaardigen van kinderporno. Dit zijn zedendelicten zoals bedoeld in de Beleidsregels.
10. Aangezien sprake is van het verscherpte toetsingskader kan de VOG in dit geval enkel worden afgegeven indien weigering van de VOG evident proportioneel is. Of de weigering evident disproportioneel is, wordt beoordeeld aan de omstandigheden van het geval.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de weigering tot afgifte van de VOG aan eiser niet evident disproportioneel is. De strafrechter heeft eiser het zedendelict niet licht aangerekend door hem te veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden en een maatregel tot schadevergoeding van € 4095,80. Verder blijkt uit het vonnis van de rechtbank Rotterdamdat eiser niet als medeplichtige is veroordeeld, maar als medepleger. Daarnaast is er beperkt sprake van tijdsverloop. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de aangevoerde omstandigheden dat er slechts sprake is van één antecedent, dat er een groot persoonlijk belang is en dat de reclassering het risico op recidive laag inschat, niet opwegen tegen de aard van het delict, de hoge opgelegde straf en het korte tijdsverloop sinds het plegen van het delict en het eindigen van de proeftijd. Verweerder heeft uitdrukkelijk rekening gehouden met de specifieke omstandigheden waaronder het door eiser gepleegde strafbare feit is begaan. Zo heeft verweerder onderkend dat sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die in de privésfeer hebben plaatsgevonden en dat eiser geen seksueel motief had voor het plegen van de zedendelicten. Verweerder vindt echter dat de specifieke omstandigheden eisers buitensporige reactie niet rechtvaardigen. Eiser had voor minder ingrijpende oplossingen kunnen kiezen. Daarnaast heeft eiser op geen enkele wijze rekening gehouden met de (psychische) impact die de feiten op het (destijds) minderjarige slachtoffer hebben gehad. Daarbij heeft eiser berekenend gehandeld met de bedoeling het slachtoffer te vernederen en onder druk te zetten. Ook is eiser na het eerdere bezoek aan het slachtoffer in de tussengelegen periode niet tot inzicht gekomen en heeft hij het slachtoffer opnieuw opgezocht. Verweerder heeft benoemd dat eiser ook als rijinstructeur met zijn (minderjarige) leerlingen in conflictsituaties terecht kan komen en dat van hem als volwassen persoon redelijkerwijs mag worden verwacht dat hij dan de-escalerend handelt. Het standpunt van eiser dat de omstandigheden waaronder de delicten gepleegd zijn uniek waren, dat deze niet kunnen worden herhaald op de werkvloer en dat de kans op recidive niet aanwezig is gelet op de forse gevangenisstraf, slagen gelet op het voorgaande niet. Verder heeft verweerder kennis genomen van de constatering van de reclassering dat er geen sprake was van een seksueel motief, maar hij heeft hierin geen aanleiding gezien anders te beslissen. Een seksueel motief is immers niet vereist voor een bewezenverklaring van een zedendelict. Deze feiten kunnen ook worden gepleegd vanuit andere motieven, zoals boosheid of machtsuitoefening.
12. Verweerder heeft daarnaast onderkend dat eiser een groot persoonlijk belang heeft bij de afgifte van de VOG, omdat hij al negen jaar een eigen rijschool heeft en ruim acht jaar als zelfstandig rijinstructeur werkt. Verweerder is echter tot de slotsom gekomen dat de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt, omdat de nadelen voor eiser niet dermate ingrijpend en onevenredig zijn dat afgifte van een VOG binnen het verscherpte toetsingskader toch aangewezen is. Verweerder heeft erop gewezen dat de weigering van afgifte van een VOG weliswaar tot gevolg heeft dat eiser zijn WRM bevoegdheidspas niet kan verlengen, en dus geen rijlessen meer kan geven, maar dat dit niet maakt dat hij geen rijschoolhouder meer kan zijn. Ook was eiser gedurende zijn detentieperiode niet in staat om rijlessen te verzorgen, maar zijn rijschool heeft het desondanks toch gered. Met verweerder is de rechtbank dan ook van oordeel dat het voorstelbaar is dat eiser met de inkomsten die hij genereert als rijschoolhouder alsnog in het levensonderhoud van zijn gezin kan voorzien. Dat er nu nog maar één zelfstandige voor hem werkt in plaats van drie maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders. Daarnaast is de rechtbank met verweerder van oordeel dat het gegeven dat eiser om de vijf jaren wordt gescreend als rijinstructeur zijn situatie niet bijzonder maakt. Aangezien de WRM-bevoegdheidspas voor de duur van vijf jaren wordt afgegeven maakt juist dat een zorgvuldige afweging op het moment van de aanvraag is geboden. In de rijschoolbranche is namelijk geen sprake van continue screening. Dat eiser na zijn veroordeling tot juni dit jaar zijn functie zonder problemen kon blijven uitoefenen roept weliswaar vraagtekens op, maar voor de beroepsgroep van rijinstructeur geldt zoals hiervoor aangegeven geen continue screening. Dat hij op dit moment één op één begeleiding kan geven voor het theorie-examen roept eveneens vraagtekens op, maar verweerder heeft hierover terecht gesteld dat dit buiten de omvang van het geding valt. Verweerder erkent dat het lastig kan zijn voor eiser om een nieuwe baan te vinden, maar gelet op de relatief jonge leeftijd van eiser en de tekorten op de arbeidsmarkt is niet volledig uitgesloten dat hij ander werk kan verrichten waarvoor geen VOG is vereist. Zo heeft eiser tijdens het penitentiair programma werkzaamheden verricht als pakketbezorger. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat het niet mogelijk is om andere baan te vinden waarvoor geen VOG vereist is.
13. Tegenover de belangen van eiser staat het doel van de Beleidsregels, te weten: de bescherming van (kwetsbare groepen in) de samenleving. Alles afwegende bestaat in de omstandigheden van eiser geen aanleiding om op grond van artikel 4:84 van de Awb van het beleid af te wijken.
14. Gelet op het al het voorgaande mocht verweerder een zwaarder gewicht toekennen aan het belang van de samenleving dan aan het belang van eiser bij afgifte van een VOG.
15. Voor zover eiser verwijst naar zijn gronden in bezwaar, heeft verweerder in het bestreden besluit daarop gereageerd. Eiser heeft niet aangegeven op welke wijze verweerder dit onjuist heeft gedaan. De verwijzing naar het bezwaarschrift als beroepsgrond slaagt daarom niet.