ECLI:NL:RBDHA:2024:12480
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing erkenning beroepskwalificatie leerkracht voortgezet onderwijs in Nederland
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om erkenning van haar beroepskwalificatie om als leerkracht in Nederland les te geven in het voortgezet onderwijs in de vakken biologie, scheikunde en natuurkunde. Eiseres, die haar studie Farmacie en apothekersopleiding aan de Universiteit Utrecht heeft afgerond, heeft in België de Educatieve bachelor in het secundair onderwijs behaald. De aanvraag om erkenning werd door de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs afgewezen, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor erkenning van haar beroepskwalificatie. De rechtbank heeft de zaak op 10 juli 2024 behandeld, waarbij eiseres en de gemachtigden van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen. De Regeling erkenning EU-beroepskwalificaties stelt dat de gevolgde opleiding gericht moet zijn op de aangevraagde bevoegdheid. De informatie van de bevoegde autoriteit in België, AGODI, bevestigt dat eiseres met haar diploma geen formele bevoegdheid heeft, maar slechts toegang tot het beroep middels een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs. De rechtbank concludeert dat de opleiding van eiseres in België niet gericht was op de aangevraagde bevoegdheid, waardoor zij niet voldoet aan de voorwaarden voor erkenning.
Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de hoorplicht in de bezwaarfase niet is geschonden. Eiseres had graag gehoord willen worden, maar de rechtbank stelt vast dat de minister op basis van de beschikbare informatie tot een juiste conclusie is gekomen. Ook de stelling van eiseres dat de minister niet binnen de wettelijke termijn op haar bezwaar heeft beslist, leidt niet tot een andere conclusie, aangezien er geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en eiseres geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.