ECLI:NL:RBDHA:2024:12480

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 augustus 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
23/7819
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing erkenning beroepskwalificatie leerkracht voortgezet onderwijs in Nederland

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om erkenning van haar beroepskwalificatie om als leerkracht in Nederland les te geven in het voortgezet onderwijs in de vakken biologie, scheikunde en natuurkunde. Eiseres, die haar studie Farmacie en apothekersopleiding aan de Universiteit Utrecht heeft afgerond, heeft in België de Educatieve bachelor in het secundair onderwijs behaald. De aanvraag om erkenning werd door de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs afgewezen, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor erkenning van haar beroepskwalificatie. De rechtbank heeft de zaak op 10 juli 2024 behandeld, waarbij eiseres en de gemachtigden van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen. De Regeling erkenning EU-beroepskwalificaties stelt dat de gevolgde opleiding gericht moet zijn op de aangevraagde bevoegdheid. De informatie van de bevoegde autoriteit in België, AGODI, bevestigt dat eiseres met haar diploma geen formele bevoegdheid heeft, maar slechts toegang tot het beroep middels een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs. De rechtbank concludeert dat de opleiding van eiseres in België niet gericht was op de aangevraagde bevoegdheid, waardoor zij niet voldoet aan de voorwaarden voor erkenning.

Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de hoorplicht in de bezwaarfase niet is geschonden. Eiseres had graag gehoord willen worden, maar de rechtbank stelt vast dat de minister op basis van de beschikbare informatie tot een juiste conclusie is gekomen. Ook de stelling van eiseres dat de minister niet binnen de wettelijke termijn op haar bezwaar heeft beslist, leidt niet tot een andere conclusie, aangezien er geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en eiseres geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/7819

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] (België), eiseres

en

de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, verweerder

(gemachtigden: mr. N. Fazli en mr. T. Holtrop).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om erkenning van haar beroepskwalificatie om als leerkracht in Nederland les te mogen geven in het voortgezet onderwijs in de vakken biologie, scheikunde en natuurkunde.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 14 maart 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 11 oktober 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder hierbij gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 10 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft aan de Universiteit Utrecht de studie Farmacie en de apothekersopleiding afgerond. Vervolgens heeft zij in België aan de Hogeschool PXL in Hasselt de Educatieve bachelor in het secundair onderwijs afgerond.
2.1.
Op 6 februari 2023 heeft eiseres een aanvraag ingediend om erkenning van haar beroepskwalificatie om als leerkracht les te mogen geven in het voortgezet onderwijs in de vakken biologie, scheikunde en natuurkunde.
2.2.
Verweerder heeft navraag gedaan bij de bevoegde autoriteit in België, het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AGODI). Hieruit is gebleken dat eiseres met het door haar behaalde diploma in België geen formele bevoegdheid heeft, het zogenaamde vereist bekwaamheidsbewijs (VE). Wel heeft zij toegang tot het beroep middels het voldoende geacht bekwaamheidsbewijs (VO). Aangezien eiseres enkel een VO heeft voldoet zij volgens verweerder niet aan de voorwaarden voor erkenning van haar beroepskwalificatie. De gevolgde opleiding in België is namelijk niet gericht geweest op de aangevraagde bevoegdheid.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres betoogt dat zij in België voldoet aan de voorwaarden van een VE in de vakken biologie, scheikunde en natuurkunde. Vanuit haar masterdiploma als apotheker heeft eiseres vakkennis verworven in deze vakken. Verder heeft zij een educatieve bachelor in het secundair onderwijs behaald (als bewijs pedagogische bekwaamheid). In deze educatieve bachelor is haar opleiding ook gericht geweest op het geven van de vakken biologie, scheikunde en natuurkunde, inclusief de stages die zij in deze vakken heeft gedaan. Verder meent eiseres dat zij gehoord had moeten worden tijdens de bezwaarprocedure. Tot slot stelt zij zich op het standpunt dat zij het bestreden besluit niet binnen de juiste termijn heeft ontvangen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiseres om erkenning van haar beroepskwalificatie om als leerkracht les te geven in het voortgezet onderwijs in de vakken biologie, scheikunde en natuurkunde heeft mogen afwijzen.
4.1.
Uit de Regeling erkenning EU-beroepskwalificaties volgt dat aan verschillende voorwaarden moet worden voldaan om voor erkenning in aanmerking te komen. Eén van die voorwaarden is dat de gevolgde opleiding moet zijn gericht op de aangevraagde bevoegdheid. Verweerder heeft informatie ingewonnen bij AGODI om na te gaan of het beroep waarvoor eiseres erkenning vraagt hetzelfde is als het beroep waartoe zij in België gekwalificeerd is. Uit de informatie van AGODI blijkt dat de databank bekwaamheidsbewijzen enkel informatie geeft over de Belgische diploma’s. De Nederlandse diploma’s zijn bij AGODI niet bekend. Op basis van enkel het (Belgische) pedagogische diploma krijgt eiseres een VO, omdat het een educatieve bachelor zonder onderwijsvakken betreft. Eiseres is gelet hierop niet zonder meer bevoegd om het beroep van leerkracht in de vakken biologie, scheikunde en natuurkunde uit te oefenen in België. Dat eiseres in Nederland de studie farmacie en de apothekersopleiding heeft afgerond doet hier niet aan af. Aangezien de door eiseres gevolgde opleiding in België niet gericht is geweest op de aangevraagde bevoegdheid, voldoet zij niet aan de voorwaarden voor erkenning.
4.2.
De stelling van eiseres dat haar Nederlandse diploma’s in België zijn erkend kan de rechtbank niet volgen. Allereerst heeft zij deze stelling niet (met stukken) onderbouwd. Daarnaast heeft AGODI aangegeven dat zij niet bekend zijn met de Nederlandse diploma’s. Eiseres dient, volgens AGODI, ter verkrijging van een VE een procedure voor academische erkenning te doorlopen bij het National Academic Recognition Information Centre (NARIC). Ter zitting heeft eiseres aangegeven dat zij inmiddels een dergelijke procedure is gestart. Hoewel de rechtbank betreurt dat eiseres zich in deze positie bevindt kan verweerder dit niet worden tegengeworpen, omdat eiseres op basis van haar huidige Vlaamse kwalificaties niet beschikt over een VE om les te mogen geven in biologie, scheikunde en natuurkunde. Verweerder heeft daarom de aanvraag om erkenning mogen afwijzen.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat de hoorplicht in de bezwaarfase niet is geschonden. Hoewel de rechtbank zich kan voorstellen dat eiseres gehoord had willen worden om haar situatie (nader) uit te leggen, heeft verweerder op basis van alle beschikbare informatie die hij ten grondslag heeft gelegd aan het bestreden besluit, tot het oordeel kunnen komen dat eiseres niet voldoet aan de criteria. Daarom heeft verweerder mogen afzien van horen in de bezwaarfase. Op de zitting zijn geen nieuwe dingen naar voren gekomen die dit anders maken.
4.4.
Tot slot stelt eiseres dat verweerder niet binnen de daarvoor gestelde wettelijke termijn op haar bezwaar heeft beslist. Weliswaar heeft verweerder niet binnen de daartoe gestelde termijnen op haar bezwaar beslist, maar eiseres heeft verweerder hiervoor niet in gebreke gesteld, [1] zodat hier geen gevolgen aan kunnen worden verbonden. Bovendien is geen sprake van overschrijding van de redelijke termijn.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 4:17, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).