ECLI:NL:RBDHA:2024:12477

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 augustus 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
23/5880
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandelingstelling aanvraag lerarenbeurs wegens ontbrekende stempel op werkgeversverklaring

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de buiten behandelingstelling van zijn aanvraag voor een lerarenbeurs voor het studiejaar 2023-2024. De aanvraag werd buiten behandeling gesteld omdat een werkgeversverklaring ontbrak, en de eiser niet tijdig een stempel van de onderwijsinstelling kon overleggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 2 april 2023 een aanvraag indiende, maar deze niet volledig was. Verweerder heeft eiser een termijn gegeven om de ontbrekende stempel te overleggen, maar eiser heeft hier niet op gereageerd. De aanvraag werd op 9 mei 2023 buiten behandeling gesteld, en het bezwaar van eiser werd ongegrond verklaard op 27 juli 2023.

De rechtbank oordeelt dat verweerder de aanvraag terecht buiten behandeling heeft gesteld. De rechtbank wijst erop dat de regelgeving vereist dat een werkgeversverklaring voorzien is van een stempel van de onderwijsinstelling. Eiser heeft niet binnen de gestelde termijn de benodigde documenten aangeleverd, en de rechtbank concludeert dat verweerder in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen sprake was van onbillijkheid van overwegende aard die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigde. Eiser had de mogelijkheid om een nieuwe aanvraag in te dienen voor 15 mei 2023, maar heeft dit nagelaten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om griffierecht en proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/5880

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.R.A. Dekker),
en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Fazli).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de buiten behandelingstelling van zijn aanvraag voor een lerarenbeurs voor het studiejaar 2023-2024 [1] .
1.1.
Met het besluit van 9 mei 2023 heeft verweerder de aanvraag van eiser buiten behandeling gesteld. Met het bestreden besluit van 27 juli 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 10 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft op 2 april 2023 een aanvraag voor een lerarenbeurs ingediend. De aanvraag was niet volledig, omdat een werkgeversverklaring ontbrak. Verweerder heeft eiser een termijn gegeven om deze verklaring in te zenden. Op 4 april 2023 heeft eiser een werkgeversverklaring overgelegd. Met het bericht van 24 april 2023 heeft verweerder aangegeven dat de aanvraag niet volledig is, omdat een stempel van de onderwijsinstelling ontbreekt op de werkgeversverklaring. [2] Verweerder heeft eiser een termijn van twee weken gegeven om deze gegevens aan te leveren. [3] Eiser is er hierbij op gewezen dat als hij dit niet binnen de gestelde termijn doet, zijn aanvraag buiten behandeling wordt gesteld en dat hij dan opnieuw een aanvraag moet indienen als hij alsnog in aanmerking wil komen voor de lerarenbeurs. Eiser heeft hier niet op gereageerd, waarop verweerder de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld. [4] Vervolgens heeft eiser op 17 mei 2023 en bij het indienen van het bezwaarschrift op 30 mei 2023 de werkgeversverklaring met een stempel van de onderwijsinstelling overgelegd. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser betoogt dat de aanvraag ten onrechte buiten behandeling is gesteld. Hij voert aan dat hij nog een nieuwe aanvraag had kunnen indienen voor 15 mei 2023. Dan is het redelijk dat hij ook tenminste tot 15 mei 2023 de ingediende aanvraag had kunnen afronden. Het standpunt van verweerder dat na 9 mei 2023 geen aanvullende stukken meer konden worden ingediend is dan ook in strijd met de regelgeving. Tevens beroept eiser zich op het evenredigheidsbeginsel, omdat verweerder niet de vereiste belangenafweging heeft gemaakt. Daarnaast doet eiser een beroep op de hardheidsclausule. Tot slot is ten onrechte afgezien van het horen in de bezwaarfase.
Wat zijn de regels?
4. De relevante regels staan in de bijlage. De bijlage hoort bij de uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiser buiten behandeling heeft mogen stellen. Zij zal dit oordeel hierna uitleggen.
5.1.
Uit de Subsidieregeling volgt dat het criterium of sprake is van een bekostigde onderwijsinstelling bij elke aanvraag wordt aangetoond met een door het bevoegd gezag ondertekende werkgeversverklaring voorzien van een stempel van het bevoegd gezag. [5]
5.2.
Verweerder heeft toegelicht dat een stempel noodzakelijk is. Als de werkgeversverklaring niet is gestempeld kan de aanvraag buiten behandeling worden gesteld. Eiser heeft niet binnen de hersteltermijn van twee weken een gestempelde werkgeversverklaring overgelegd. Aangezien de aanvraag van eiser onvolledig was heeft verweerder de aanvraag buiten behandeling kunnen stellen. [6]
5.3.
Als na een buitenbehandelingstelling met toepassing van artikel 4:5 van de Awb de gevraagde gegevens in de bezwaarperiode alsnog zijn overgelegd is het bestuursorgaan vrij om deze ontbrekende gegevens alsnog mee te nemen, maar is het hiertoe niet verplicht. [7] Het bestuursorgaan mag zelfstandig beoordelen of hij gebruik maakt van deze bevoegdheid. Het bestuursorgaan heeft in die situatie dus wel de ruimte om alsnog inhoudelijk te beslissen op de aanvraag. Het is aan verweerder om alle verschillende bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter zal zich bij de beoordeling van een dergelijk besluit terughoudend moeten opstellen en dienen te toetsen of het besluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel sprake is van zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen, dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.
5.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zijn belang bij het in acht kunnen nemen van de aanvraagperiode, het subsidieplafond en de verdeelsleutel zoals opgenomen in de Subsidieregeling in redelijkheid zwaarder kunnen laten wegen dan het financiële en persoonlijke belang van eiser om te studeren dan wel zich (verder) te ontwikkelen. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het voor hem niet mogelijk was om er zorg voor te dragen dat zijn aanvraag inhoudelijk zou worden behandeld. Ter zitting heeft eiser aangegeven dat hij de brief van 24 april 2023 op 8 mei 2023 heeft gelezen. Uit de brief van 24 april 2023 volgt duidelijk dat een stempel van de onderwijsinstelling voor 9 mei 2023 moet worden verstrekt. Eiser heeft ter zitting gesteld dat hij naar aanleiding van deze brief op 8 mei 2023 de onderwijsinstelling om een stempel heeft gevraagd. Dat het eiser niet is gelukt om voor 9 mei 2023 de gestempelde werkgeversverklaring in te dienen komt voor zijn eigen rekening en risico. Het standpunt van eiser dat hij de ingediende aanvraag tenminste tot 15 mei 2023 had kunnen afronden is naar het oordeel van de rechtbank onjuist. Dat verweerder eiser erop heeft gewezen dat hij opnieuw een aanvraag moest indienen als hij alsnog in aanmerking wilde komen voor een lerarenbeurs maakt niet dat hem daarom ook een langere hersteltermijn moest worden gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook geen sprake van strijd met de regelgeving.
5.5.
Verder is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat sprake is geweest van een situatie die zal leiden tot onbillijkheid van overwegende aard, waardoor verweerder toepassing had moeten geven aan de hardheidsclausule. [8] Uit de regelgeving volgt expliciet dat het vereiste van een bekostigde onderwijsinstelling, aannemelijk wordt gemaakt met een ondertekende werkgeversverklaring voorzien van een stempel. [9] De stelling van eiser dat de stempel niets toevoegt is geen bijzondere omstandigheid die maakt dat van deze regelgeving had moeten worden afgeweken. Ook het financiële nadeel dat eiser lijdt door het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag is onvoldoende, omdat dit inherent is aan het buiten behandeling stellen van de aanvraag. Verder is het belang van eiser om te studeren en zich verder te ontwikkelen mede gelet op het lerarentekort niet dermate onderscheidend van het belang van veel andere leraren die de lerarenbeurs hebben aangevraagd. Mede gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat de gevolgen voor eiser anders zijn dan in andere gevallen waarin een aanvraag buiten behandeling wordt gesteld en daardoor geen subsidie wordt toegekend. Het doel van de subsidieregeling is ook niet om aan alle leraren die een aanvraag doen een subsidie te verstrekken gelet op het subsidieplafond en de verdeelsleutel. Dat eiser nadat zijn aanvraag buiten behandeling is gesteld geen lerarenbeurs heeft ontvangen maakt daarom niet dat de gevolgen onevenredig zijn. Verder had eiser na het besluit van 9 mei 2023 nog een nieuwe aanvraag kunnen indienen voor 15 mei 2023, waardoor hij mogelijk alsnog in aanmerking was gekomen voor een lerarenbeurs. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat dit niet mogelijk was voor eiser. Dat eiser dit niet heeft gedaan komt daarom voor zijn eigen rekening en risico.
5.6.
De rechtbank is van oordeel dat de hoorplicht in de bezwaarfase niet is geschonden, omdat verweerder op basis van alle beschikbare informatie die hij ten grondslag heeft gelegd aan het bestreden besluit, in redelijkheid tot het standpunt heeft kunnen komen de aanvraag van eiser buiten behandeling te stellen. Op de zitting zijn geen nieuwe dingen naar voren gekomen die dit anders maken.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de aanvraag buiten behandeling heeft mogen stellen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
BIJLAGE
Algemene wet bestuursrecht

Artikel 4:5

1. Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien:
a. de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of
b. de aanvraag geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15, of
c. de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking,
mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
Subsidieregeling lerarenbeurs

Artikel 6. Wijze van verdeling beschikbare middelen

2. De aanvrager krijgt krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht twee weken de gelegenheid de aanvraag aan te vullen. Als de aanvraag binnen twee weken voldoende is aangevuld, geldt de dag waarop de aanvraag is ingediend, met betrekking tot de in het eerste lid genoemde verdeling, als datum van ontvangst.

Artikel 9. Termijn indiening aanvraag

Subsidieaanvragen kunnen jaarlijks worden ingediend vanaf 1 april 18:00 uur tot en met 15 mei 23:59 uur, voorafgaand aan het studiejaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 14. Subsidiecriteria

1. De subsidie voor studiekosten wordt uitsluitend verstrekt aan de leraar die:
a. bij aanvang van het studiejaar waarvoor de subsidie bestemd is op grond van de Wet hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek de graad Bachelor mag voeren;
b. op het moment van de subsidieaanvraag of in de twaalf kalendermaanden daaraan voorafgaand werkt of heeft gewerkt bij een of meer bekostigde onderwijsinstellingen dan wel in een of meer orthopedagogisch-didactische centra; en
c. voor minimaal twintig procent van zijn werktijd is of was belast met lesgebonden taken en pedagogisch-didactisch verantwoordelijk is of was voor het onderwijs, voor zover de leraar niet is of was benoemd als:
1. ambulant begeleider;
2. zorgcoördinator;
3. intern begeleider; of
4. remedial teacher.
2. Het criterium genoemd in het eerste lid, onder b, wordt bij elke aanvraag aangetoond met een door het bevoegd gezag ondertekende werkgeversverklaring voorzien van een stempel van het bevoegd gezag.

Artikel 26. Hardheidsclausule

De minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover deze toepassing, gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, zal leiden tot onbillijkheid van overwegende aard.

Voetnoten

1.Op grond van de Subsidieregeling lerarenbeurs (de Subsidieregeling).
2.Als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Subsidieregeling.
3.Op grond van artikel 6, tweede lid, van de Subsidieregeling.
4.Op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5.Op grond van artikel 14 van de Subsidieregeling.
6.Op grond van artikel 6, tweede lid van de Subsidieregeling.
7.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 12 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1451.
8.Op grond van artikel 26 van de Subsidieregeling.
9.Artikel 14, tweede lid van de Subsidieregeling en de Staatscourant 2020, nr. 19721, p. 4.