ECLI:NL:RBDHA:2024:1245

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
C/09/657297 / KG ZA 23-1006
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overheidsaansprakelijkheid in kort geding betreffende beleggingsfraude en de rol van de Staat

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2024, hebben eisers, bestaande uit Stichting Hebburn en een aantal natuurlijke personen, een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden. De eisers vorderen dat de Staat toestaat dat mevrouw [naam 7], die verdacht wordt van beleggingsfraude, tijdelijk weer kan handelen om de verliezen van de inleggers te compenseren. De voorzieningenrechter heeft de zaak beoordeeld in het licht van de belangen van de inleggers en de rol van het Openbaar Ministerie (OM) in het strafrechtelijk onderzoek naar [naam 7].

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de inleggers aanzienlijke bedragen hebben geïnvesteerd via [naam 7], die hen heeft beloofd te beleggen via het platform van Mugan Markets. Na de arrestatie van [naam 7] op 22 augustus 2023, zijn de investeringen onbeheerd gebleven, wat heeft geleid tot een aanzienlijke waardevermindering van de inleg. De eisers hebben geprobeerd om de investeringen veilig te stellen door contact te leggen met het OM, maar dit heeft niet geleid tot de gewenste resultaten.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het gevorderde niet kan worden toegewezen, omdat het OM een grote beoordelingsvrijheid heeft en de vorderingen van de inleggers in strijd zijn met de wetgeving omtrent het verlenen van beleggingsdiensten zonder vergunning. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het niet redelijk is om de Staat te verplichten om mee te werken aan het voortzetten van mogelijk strafbare handelingen door [naam 7]. De vorderingen van de stichting zijn afgewezen en de eisers zijn hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/657297 / KG ZA 23-1006
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding ter zitting van 31 januari 2024
in de zaak van

1.Stichting Hebburn te Leusden,

2.
de natuurlijke personen sub 2 tot en met 762zoals vermeld in het voorblad van exploot van dagvaarding, aangehecht in kopie,
eisers, hierna ieder afzonderlijk ook te noemen: ‘de stichting’, respectievelijk ‘de inleggers’,
advocaten mrs. T.P.M.D. Jansen en D.I.J. Snijders te ‘s-Hertogenbosch,
tegen:
de Staat der Nederlandente Den Haag,
gedaagde, hierna te noemen: ‘de Staat’,
advocaten mrs. G.C. Nieuwland en M. Beekes te Den Haag.
Aanwezig is mr. D.R. Glass, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. Y. Doğanyiğit, griffier.
Van de zijde van eisers zijn aanwezig [naam 1], [naam 2] en [naam 3] en
mrs. Snijders en Jansen voornoemd.
Van de zijde van de Staat zijn aanwezig [naam 4], [naam 5] en [naam 6] en
mrs. Nieuwland en Beekes voornoemd.
Nadat partijen hun standpunten hebben toegelicht, over en weer hebben gereageerd op de standpunten van de wederpartij en vragen van de voorzieningenrechter hebben beantwoord, heeft de voorzieningenrechter de zitting voor korte tijd geschorst. Na hervatting van de zitting heeft de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 29a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Vaststaat dat de inleggers tezamen vele miljoenen euro’s in beheer hebben gegeven aan mevrouw [naam 7] (hierna: [naam 7]), teneinde dit geld te beleggen. [naam 7] zou vervolgens namens inleggers hebben ge
tradeop een platform van Mugan Markets. [naam 7] is de PAMM (Profit Allocation Money Manager) van de inleggers en heeft het exclusieve beheer over de accounts van de inleggers.
1.2.
Op 22 augustus 2023 is [naam 7] aangehouden op verdenking van (onder meer) oplichting en het zonder vergunning aanbieden van beleggingsdiensten. Tot 10 oktober 2023 heeft [naam 7] in voorlopige hechtenis gezeten. Met ingang van 10 oktober 2023 is haar voorlopige hechtenis van onder voorwaarden geschorst. Die voorwaarden hielden onder meer in dat [naam 7] – kort gezegd – geen gebruik mag maken van het platform van Mugan Markets, geen contact mag hebben met Mugan Markets en geen handelingen mag verrichten in het kader van vermogensbeheer en beleggingsdiensten en/of -activiteiten en
traden.
1.3.
Omdat de investeringen van de inleggers sinds de arrestatie van [naam 7] onbeheerd zijn en de inleggers, als gevolg van
tradesdie nog open zouden staan, vrezen voor (verdere) schade in de vorm van volledig (waarde)verlies van hun investeringen, hebben de inleggers in overleg met [naam 7] en met het Openbaar Ministerie (hierna: het OM) geprobeerd om de investeringen te laten veiligstellen. In dit verband heeft de raadkamer van de rechtbank Amsterdam (hierna: de raadkamer) op 4 december 2023 de schorsings-voorwaarden van [naam 7] gewijzigd in die zin, dat zij in de periode van 4 december 2023 tot en met 22 december 2023 (later verlengd van 22 januari 2024 tot 2 april 2024) contact mag opnemen met Mugan Markets zolang dit in overleg met en toestemming van de officier van justitie zou gebeuren. Dit contact heeft niet geleid tot het veiligstellen van de investeringen van de inleggers.
1.4.
Op 10 januari 2024 heeft onder regie van het OM een bijeenkomst plaatsgevonden tussen onder meer [naam 7] met haar advocaat en de inleggers met hun advocaat. Tijdens die bijeenkomst heeft [naam 7] ingelogd op haar
accountsop het platform van Mugan Markets. Van die inlogsessie zijn
screenshotsgemaakt en door de advocaat van [naam 7] is een verslag opgesteld. Op 17 januari 2024 heeft een tweede inlogsessie plaatsgevonden.
1.5.
[naam 7] had op 12 januari 2024 (opnieuw) een verzoek ingediend bij de raadkamer om de schorsingsvoorwaarden te wijzigen, zodat zij tijdelijk in staat wordt gesteld om de
tradesvan de inleggers zo snel mogelijk te kunnen beëindigen en om nieuwe kortlopende
tradeste kunnen sluiten, teneinde aldus de verliezen van de inleggers ongedaan te kunnen maken. Op 22 januari 2024 heeft de raadkamer dit verzoek afgewezen. Daartoe heeft de raadkamer overwogen dat [naam 7] ervan wordt verdacht dat zij zonder vergunning heeft gehandeld en dat het in dat licht niet mogelijk is om haar daartoe weer in staat te stellen.
1.6.
Eisers vorderen in deze procedure, kort en zakelijk weergegeven, dat de Staat wordt veroordeeld om [naam 7] toe te staan om tijdelijk te
traden, totdat het saldo van € 144 miljoen is bereikt en voor de duur van negen maanden met de mogelijkheid van verlenging, met als doel dat de inleggers weer over hun vermogen kunnen beschikken zonder grote verliezen. In dit verband vorderen eisers ook dat de Staat wordt veroordeeld tot afgifte van de in beslag genomen telefoon en het notitieboekje van [naam 7]. Eisers vorderen verder een veroordeling van de Staat tot het verstrekken van alle strafrechtelijke beslagstukken. Ter onderbouwing van hun vorderingen stellen eisers dat uit de resultaten van de inlogsessie op 17 januari 2024 blijkt dat sinds de arrestatie van [naam 7] het overgrote deel van hun inleg is verdampt en dat van de € 144 miljoen die haar verstrekt is nog slechts een bedrag van € 4,7 miljoen over is. Het enorme verlies is volgens eisers onder meer een gevolg van het openstaan van
tradessinds de arrestatie van [naam 7], waardoor voor elke dag waarop een
tradeom middernacht nog openstaat een zogenoemde
swapfeein rekening wordt gebracht. Eisers stellen dat [naam 7] zo snel mogelijk in staat moet worden gesteld om weer te
traden, zodat zij de verliezen als gevolg van de
swapfeeskan compenseren met de winst van nieuwe kortlopende
tradesen alle
tradesgefaseerd kunnen worden afgesloten zonder (hoge) verliezen voor eisers. Dit moet in de visie van eisers met uiterste spoed gebeuren, omdat zij het risico lopen dat anders ook het bedrag van € 4,7 miljoen binnen korte tijd (2 tot 3 weken) verdampt. De Staat heeft rekening te houden met de belangen van eisers en heeft een schadebeperkingsplicht. Door niet mee te werken aan de door eisers voorgestelde route voor afwikkeling van de portefeuilles van eisers, handelt de Staat onrechtmatig, aldus eisers.
1.7.
De Staat voert verweer tegen het gevorderde. De Staat betwist dat sprake is van onrechtmatig handelen. De Staat voert aan dat uit de voorlopige onderzoeksresultaten van het strafrechtelijk onderzoek blijkt dat het nog onduidelijk is of de inleg van de inleggers daadwerkelijk is gebruikt voor het doen van beleggingen via Mugan Markets en dat de zaak kenmerken vertoont van een Ponzifraude (piramidespel). De Staat betwist voorts dat hij geen oog heeft voor de belangen van de inleggers. De Staat is de inleggers op meerdere manieren tegemoetgekomen en heeft contact tussen [naam 7] en Mugan Markets gefaciliteerd.
De Staat voert aan dat, indien [naam 7] nu ook wordt toegestaan om te
traden, dit zou neerkomen op het toestaan van het plegen van strafbare feiten, aangezien [naam 7] geen vergunning heeft voor het verlenen van beleggingsdiensten. De Staat kan en wil daar niet aan meewerken. Daarnaast voert de Staat aan dat grote vraagtekens kunnen worden gesteld bij het realiteitsgehalte en de haalbaarheid van de door eisers voorgestelde oplossing en het belang van eisers daarbij. Dat de beleggingskwaliteiten van [naam 7] van dien aard zijn dat zij in negen maanden een rendement van 3000% kan behalen, wordt door de Staat sterk in twijfel getrokken, mede gelet op het speculatieve en risicovolle karakter van de producten waarin zou worden belegd.
1.8.
De voorzieningenrechter komt tot het volgende oordeel. Het gevorderde komt niet voor toewijzing in aanmerking. Daartoe is het volgende redengevend. In dit kort geding komt het in de kern neer op een belangenafweging. Daarbij dient vooropgesteld te worden dat het OM (in een strafrechtelijk onderzoek) een grote mate van beoordelingsvrijheid heeft bij het beslissen en handelen. Dat betekent dat slechts in het geval de beslissingen van het OM in redelijkheid onnavolgbaar zijn, sprake kan zijn van onrechtmatig handelen en slechts in een dergelijk geval reden bestaat voor ingrijpen door de voorzieningenrechter.
De voorzieningenrechter dient het optreden van het OM terughoudend te toetsen. Anderzijds dient het OM mede oog te hebben voor de belangen van de benadeelden, in dit geval de inleggers.
1.9.
De voorzieningenrechter is, op basis van wat de Staat heeft aangevoerd, van oordeel dat aannemelijk is dat het
tradenvan [naam 7] zonder een vergunning strafbaar is.
De raadkamer heeft kennelijk om dezelfde redenen afgewezen het verzoek tot wijziging van de schorsingsvoorwaarde dat niet mag worden ge
tradeen de voorzieningenrechter richt zich op dat (voorlopig) oordeel over de strafbaarheid.
Het feit dat Mugan Markets (mogelijk) beschikt over een Zuid-Afrikaanse vergunning, zoals eisers stellen, maakt het voorgaande alleen al niet anders, omdat aannemelijk is dat die vergunning niet geldt voor de Europese Unie. Tegen deze achtergrond dient ervan te worden uitgegaan dat toewijzing van de vordering van eisers zou neerkomen op het [naam 7] laten voortzetten van strafbare handelingen. Van het OM kan in redelijkheid niet worden gevergd om daaraan mee te werken, mede omdat de verdenking bestaat dat het platform van Mugan Markets illegaal opereert in Nederland.
1.10.
In het oordeel van de voorzieningenrechter weegt ook mee dat, zoals de Staat terecht aanvoert, het zachtst gezegd niet zonder meer een gegeven is dat [naam 7] de verliezen zal kunnen ‘wegpoetsen’ zodra zij weer gaat
traden. Ook als met eisers ervan wordt uitgegaan dat het namens de Staat berekende, daarvoor benodigde rendement van 3000 % geen recht doet aan de werkelijkheid bij deze vorm van beleggen, is het hoogst onzeker of [naam 7] verliezen zal kunnen compenseren. De voorzieningenrechter wijst enerzijds op de speculatieve aard van de beleggingen en anderzijds op de ter zitting namens de Staat aangevoerde omstandigheid dat uit de (voorlopige) resultaten van het strafrechtelijk onderzoek volgt, dat de in het verleden uitgekeerde rendamenten
nietafkomstig zijn van winst uit
tradesop het Mugan-platform. De verdenking bestaat immers dat is gebruikgemaakt van een piramideconstructie. Het belang van de inleggers bij het verder laten
tradenvan [naam 7] kan daarom aanmerkelijk worden gerelativeerd. De belangenafweging valt kortom in het nadeel van de eisers uit. Het OM heeft in redelijkheid kunnen beslissen dat hij niet meewerkt aan het [naam 7] weer laten
traden(door bij de raadkamer te vorderen dat de schorsingsvoorwaarden in lijn daarmee worden aangepast). Hoewel het voor de inleggers zeer pijnlijk is dat er nauwelijks iets van hun geld over is, kan het OM gezien de omstandigheden niet worden gehouden tot medewerking daaraan. De gedachte van de inleggers ‘slechter kan het niet worden’ en ‘nooit geschoten, altijd mis’, vormt een onvoldoende basis om de Staat te laten meewerken aan voortgezet strafbaar handelen.
1.11.
De vordering van de inleggers die ertoe strekt om [naam 7] tijdelijk te laten
tradenwordt daarom niet toegewezen. In lijn daarmee worden ook de vorderingen tot medewerking aan het stappenplan van de inleggers en tot afgifte van de telefoon en het notitieboekje van [naam 7] niet toewezen.
1.12.
Met betrekking tot de gevorderde beslagstukken heeft de Staat aangevoerd dat hij de inleggers al bepaalde informatie heeft verstrekt, waaruit volgt dat het beslag primair ten behoeve van de benadeelden is gelegd en wat de voorlopig geschatte waarde van het beslag is. De voorzieningenrechter ziet in het door de inleggers gestelde geen aanleiding om te twijfelen aan (de juistheid van) deze informatie. De Staat heeft verder toegezegd de inleggers op de hoogte te zullen houden zodra meer informatie beschikbaar is. Gelet hierop hebben de inleggers onvoldoende belang bij deze vordering, zodat deze evenmin wordt toegewezen.
1.13.
Ten aanzien van de positie van de stichting geldt het volgende. Namens eisers is ter zitting naar voren gebracht dat zij een collectieve actie heeft beoogd in te stellen namens de meerderheid van de gedupeerden. De Staat heeft aangevoerd dat de stichting in het geheel niet heeft toegelicht dat zij voldoet aan de voorwaarden die de wet stelt aan het instellen van een rechtsvordering op grond van een collectieve actie. De voorzieningenrechter sluit niet uit dat de stichting een dergelijke vordering zou kunnen instellen, maar op dit moment heeft hij onvoldoende gegevens om te kunnen beoordelen of de stichting aan bedoelde eisen voldoet. De stichting zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit kort geding. De vorderingen van eisers zullen worden afgewezen.
1.14.
Eisers zullen, als de in het ongelijk gestelde partijen, hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Onder de proceskosten vallen ook de nakosten. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2023:
€ 173,--). In geval van betekening worden een extra bedrag aan salaris (per 1 februari 2023: € 90,--) en de explootkosten van betekening toegekend.
De proceskosten en de nakosten die zijn begroot op € 173,-- dienen te worden betaald binnen veertien dagen na afgifte van dit proces-verbaal van mondeling vonnis. De nakosten die zijn begroot op € 90,-- en de explootkosten dienen te worden betaald binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis. Bij gebreke van tijdige betaling is de (gevorderde) wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten verschuldigd.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter:
ten aanzien van de vorderingen van de stichting
2.1.
verklaart de stichting niet-ontvankelijk in haar vorderingen;
ten aanzien van de vorderingen van de inleggers
2.2.
wijst het gevorderde af;
proceskosten
2.3.
veroordeelt eisers hoofdelijk om binnen veertien dagen na afgifte van dit proces-verbaal van mondeling vonnis de kosten van dit geding aan de Staat te betalen, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op € 1.755,--, waarvan € 1.079,-- aan salaris advocaat en € 676,-- aan griffierecht, te vermeerderen met de nakosten zoals vermeld in 1.14, en bepaalt dat eisers bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten verschuldigd zijn, op de wijze zoals onder 1.14 vermeld;
2.4.
verklaart dit vonnis wat de kostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
WAARVAN PROCES-VERBAAL,
…………………………………
mr. D.R. Glass
mr. Y. Doğanyiğit is buiten staat te ondertekenen.