ECLI:NL:RBDHA:2024:12426

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
AWB - 24 _ 6028
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van thuisexamens voor Staatsexamen HAVO/VWO op basis van medische beperkingen

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2024, wordt het verzoek van verzoekster om thuisexamens voor het Staatsexamen HAVO/VWO afgewezen. Verzoekster, die lijdt aan chronisch vermoeidheidssyndroom en andere medische aandoeningen, had verzocht om aanpassingen voor haar examens op basis van een medische verklaring van haar kinderarts. De kinderarts stelde dat verzoekster baat zou hebben bij een prikkelarme omgeving en een korte reisafstand naar de examenlocatie. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat uit de medische verklaring niet blijkt dat verzoekster aan huis gebonden is. Verweerder, het College voor Toetsen en Examens, had eerder al een aantal voorzieningen toegekend, maar het verzoek om thuisexamens werd afgewezen omdat verzoekster in staat was om een examen af te leggen op de reguliere locatie in Rotterdam. De voorzieningenrechter benadrukte dat het afleggen van thuisexamens niet noodzakelijk of aangewezen was, en dat verzoekster zich voor de volgende ronde van examens moest aanmelden volgens de geldende procedure. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen en het verzoek om een voorlopige voorziening tegen de afwijzing van het verzoek om spreiding van de examens werd niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag
Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 24/6028 en SGR24/6038
uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 juli 2024 op het verzoek om voorlopige voorziening van

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde mr. A.M.T. Wigger),
tegen

het College voor Toetsen en Examens, verweerder

(gemachtigde: drs. P.M.S. Slagter).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op de verzoeken om een voorlopige voorziening van verzoekster.
1.1.
Verweerder heeft bij besluit van 29 februari 2024 en nogmaals bij e-mailbericht van 16 april 2024 het verzoek van verzoekster om thuisexamens te mogen doen afgewezen.
Bij besluit van 5 juni 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen het besluit van 29 februari 2024 in samenhang met het besluit van
16 april 2024 ongegrond verklaard.
1.2.
Bij besluit van 19 juni 2024 is het verzoek van verzoekster om spreiding van de door haar af te leggen (resterende) examens afgewezen. Verzoekster heeft op 10 juli 2024 bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
1.3.
Verzoekster heeft op 11 juli 2024 met één brief beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 5 juni 2024 (SGR 24/6027), de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen in verband met het beroep (SGR 24/6028) en tevens verzocht om een voorlopige voorziening te treffen in verband met het besluit van
19 juni 2024 (SGR 24/6038).
1.4.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2.1.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak te doen op de verzoeken.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.2.
De voorzieningenrechter verleent verzoekster voor deze verzoeken vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen.
SGR 24/6028
Waar gaat deze zaak over?
3.1.
Verzoekster heeft op 25 januari 2024 met verwijzing naar een medische verklaring van haar behandelend kinderarts N.M. van der Lugt [1] van 15 januari 2024 verzocht om op aangepaste wijze deel te mogen nemen aan het Staatsexamen HAVO/VWO 2024 in de vorm van thuisexamens en daarnaast om toekenning van een aantal voorzieningen.
In de verklaring heeft de kinderarts vermeld dat bij verzoekster de diagnoses chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS) en chronische pijnklachten en gegeneraliseerde hypermobiliteit is gesteld. Op basis van de bij die diagnoses gegeven toelichtingen zegt de kinderarts dat verzoekster voor haar examens gebaat zou kunnen zijn bij: een prikkelarme omgevig, inzetten van pauze, een korte reisafstand naar de examenlocatie en een computer als schrijfgerei.
3.2.
Verweerder heeft bij afzonderlijk besluit van 16 april 2024 een aantal van de gevraagde voorzieningen toegekend. Dit is niet in geschil.
3.3.
Verweerder heeft het verzoek om thuisexamens te mogen doen afgewezen.
Standpunten van partijen
4.1.
Verweerder betwist niet dat verzoekster te maken heeft met beperkingen. Verweerder heeft vermeld dat, volgens vaste uitvoeringspraktijk met betrekking tot de vraag of een thuisexamen aan de orde is, wordt beoordeeld of een kandidaat in het dagelijks leven niet in staat is om de deur uit te komen, ofwel aan huis gebonden is. In de verklaring van de kinderarts is vermeld dat een korte reisafstand naar de examenlocatie wenselijk is. Verweerder weegt mee dat verzoekster op 13 mei 2024 een examen heeft afgelegd op de reguliere examenlocatie in Rotterdam. Verzoekster heeft de voorzitter van deze examenlocatie desgevraagd meegedeeld dat zij het examen goed heeft kunnen maken en dat alle afgesproken voorzieningen in het kader van het “Examen op maat” waren toegepast. Verweerder stelt zich dan ook op het standpunt dat het afleggen van thuisexamens voor verzoekster niet aangewezen of noodzakelijk is.
4.2.
Verzoekster heeft als voorlopige voorziening gevraagd om toegelaten te worden tot Staatsexamens in een aantal vakken, in de periode 15 juli 2024 tot en met 31 juli 2024. Zij wil alle examens thuis of op de meest nabije locatie Rotterdam, althans in de nabijheid van haar woonplaats, doen.
4.3.
Verweerder heeft in zijn verweerschrift meegedeeld dat verzoekster geen gehoor heeft gegeven aan de oproep om deel te nemen aan de schriftelijke examens in mei 2024. Het gevolg is dan dat er geen oproeping volgt voor de mondelinge examens. Voor verzoekster is ruimte noch tijd gereserveerd in de gewenste periode en het is niet meer mogelijk om dat te organiseren. Verzoekster zou nog kunnen deelnemen aan de volgende ronde schriftelijke examens, maar zij zal zich dan vóór 25 juli 2024 daarvoor moeten aanmelden en daarbij aangeven aan welke examens zij wenst deel te nemen.
4.4.
Verzoekster heeft bij brief van 17 juli 2024 onder meer meegedeeld dat zij gebruik wil maken van de gelegenheid om examens te doen bij de volgende ronde. Zij handhaaft haar verzoek om thuisexamens of op een examenlocatie in de nabijheid van haar woonplaats.
Regelgeving
5. In artikel 4.34. van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 is het volgende bepaald:
1. Het college kan toestaan dat een examenkandidaat op grond van zijn handicap of ziekte het staatsexamen geheel of gedeeltelijk aflegt op een wijze die is aangepast aan de mogelijkheden van die examenkandidaat.
2. Het college bepaalt de wijze waarop het staatsexamen door de examenkandidaat wordt afgelegd, met dien verstande dat aan de overige bepalingen in dit besluit wordt voldaan.
3. Tenzij sprake is van een objectief waarneembare lichamelijke handicap, geldt voor de aangepaste wijze van examineren, bedoeld in het eerste lid, dat:
a.een deskundigenverklaring voorligt die door een ter zake kundige psycholoog, orthopedagoog, neuroloog of psychiater is opgesteld;
b.de aanpassing voor zover betrekking hebbend op het centraal examen in elk geval kan bestaan uit een verlenging van de duur van het centraal examen met ten hoogste 30 minuten; en
c.een andere aanpassing slechts kan worden toegestaan voor zover daartoe in de onder a genoemde deskundigenverklaring over betrokkene een voorstel wordt gedaan of indien de aanpassing aantoonbaar aansluit bij de begeleidingsadviezen, vermeld in die deskundigenverklaring.
4. Het college doet van elke afwijking op grond van dit artikel zo spoedig mogelijk mededeling aan de inspectie.
Overwegingen
6. De voorzieningenrechter volgt het standpunt van verweerder dat uit de medische verklaring van de kinderarts niet blijkt dat verzoekster zodanig beperkt is dat zij aan huis gebonden is. De toelichtingen zien op de diagnoses in het algemeen en de kinderarts geeft aan dat verzoekster gebaat zou kunnen zijn bij bepaalde aanpassingen. Verweerder heeft daarbij mogen meewegen dat verzoekster blijkbaar in staat is geweest om examen te doen op 13 mei 2024 met de voorzieningen op maat. Niet is onderbouwd dat de deelname van examens op een andere locatie dan thuis een onevenredige belasting zou vormen. Daarom was het afleggen van thuisexamens niet aangewezen of noodzakelijk. Ook voor het afleggen van examens in de nabijheid van de woonplaats, voor zover dit een andere aanpassing zou zijn als bedoeld in artikel 4.34, derde lid, aanhef en onder c, van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020, bestaat geen aanleiding. Uit de verklaring van de kinderarts blijkt op dit punt evenmin dat dit aangewezen of noodzakelijk is.
7. Voor zover verzoekster wil deelnemen aan de examens in de volgende ronde, dan ligt het, zoals verweerder heeft meegedeeld, op de weg van verzoekster om zich vóór
25 juli 2024 aan te melden en te vermelden welke examens zij wil doen. Dit moet op de juiste wijze worden ingediend, de enkele mededeling in deze procedure dat verzoekster daarvan gebruik wil maken betekent niet dat de aanmelding een gegeven is.
8. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. De behandeling van het beroep
SGR 24/6027 zal door de rechtbank worden voortgezet.
SGR 24/6038
9. Verzoekster heeft bij brief van 17 juli 2024 meegedeeld dat, nu haar de mogelijkheid wordt geboden tot het afleggen van de examens in een volgende ronde, het belang bij dit verzoek om een voorlopige voorziening is komen te vervallen.
10. Nu verzoekster dit verzoek om een voorlopige voorziening niet heeft ingetrokken, zal de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk verklaren. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af (SGR 24/6028);
  • verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk (SGR 24/6038).
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2024.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open

Voetnoten

1.kinderarts Erfelijke en Aangeboren Aandoeningen bij het Erasmus MC Sophia Kinderziekenhuis