Uitspraak
Vervangende toestemming vakantie
Beschikking op het op 26 april 2024 ingekomen verzoek van:
[de moeder] ,
[de vader] ,
Procedure
- het verzoekschrift namens de moeder;
- het verweerschrift, met zelfstandig verzoek, namens de vader.
Feiten
- De moeder en de vader hebben een affectieve relatie gehad.
- Zij zijn de ouders van het volgende nu nog minderjarige kind:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2020 in [geboorteplaats 1] .
- De moeder en de vader oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] uit volgens een aantekening in het gezagsregister van 23 augustus 2021.
- De moeder heeft nog drie kinderen uit (een) eerdere relatie(s):
- [jong volwassene 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2005 in [geboorteplaats 2] ;
- [jong volwassene 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2005 in [geboorteplaats 2] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2017 in [geboorteplaats 3] .
- [jong volwassene 2] is overleden op 3 augustus 2023.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 13 februari 2024 is – voor zover hier van belang –:
- het hoofdverblijf van [minderjarige 1] bij de moeder bepaald;
- ten aanzien van de zorgregeling bepaald:
Partijen zijn het er tijdens een schorsing van de zitting samen over eens geworden dat de co-ouderschapsregeling zoals hij nu is blijft bestaan tot het moment dat [minderjarige 1] naar de basisschool gaat. Moeder heeft ook niet langer bezwaar bij het verblijf van [minderjarige 1] op de crèche in [plaatsnaam 1] in die periode, op de maandagen en dinsdagen. Over de periode vanaf 1 september 2024, als [minderjarige 1] naar de basisschool gaat, zijn partijen het niet eens geworden. Daar zal de rechtbank over beslissen.”
tot aan de zomervakantie 2024 verblijft [minderjarige 1] de ene week bij de man en de andere week bij de vrouw, steeds afwisselend, waarbij de ouder bij wie [minderjarige 1] is, hem op woensdag naar de opvang brengt en de ouder naar wie [minderjarige 1] toegaat hem die dag uit de opvang haalt, in de zomervakantie geldt vervolgens de vakantieregeling;