ECLI:NL:RBDHA:2024:12377

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
10816771 RL EXPL 23-19700
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake advisering aan sportclub over verduurzaming en subsidies met betrekking tot buitengerechtelijke ontbinding en dwaling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres], handelend onder de naam Green2Live, en Stichting O.G. De Bataaf. De eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 12.452,17 van de Stichting, die zich had beroepen op buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst op grond van wanprestatie. De eiseres had de Stichting geadviseerd over verduurzaming en subsidies, maar de Stichting stelde dat de overeenkomst nietig was vanwege dwaling en dat zij niet alle subsidies had ontvangen zoals beloofd.

De kantonrechter oordeelde dat de Stichting niet gerechtigd was de overeenkomst buitengerechtelijk te ontbinden, omdat er geen sprake was van een resultaatsverplichting voor de eiseres. De rechter concludeerde dat de eiseres niet tekortgeschoten was in haar verplichtingen en dat de ontbinding niet rechtsgeldig was. Echter, de rechter erkende ook dat de Stichting had gedwaald bij het aangaan van de overeenkomst, omdat zij niet correct was geïnformeerd over de mogelijkheid van het aanvragen van rijkssubsidies.

De overeenkomst werd vernietigd op grond van dwaling, wat betekende dat de vorderingen van de eiseres geen rechtsgrond meer hadden. De eiseres werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten, terwijl de Stichting in het ongelijk werd gesteld en ook de proceskosten moest betalen. De rechter oordeelde dat de eiseres een bedrag van € 2.730,70 aan de Stichting moest terugbetalen, inclusief wettelijke rente vanaf 31 januari 2024. De overige vorderingen van de Stichting werden afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKDEN HAAG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats 's-Gravenhage
NvE/c
Zaaknummer: 10816771 \ RL EXPL 23-19700
Vonnis van 13 augustus 2024
in de zaak van
[eiseres] , MEDE HANDELEND ONDER DE NAAM GREEN2LIVE,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in voorwaardelijke reconventie,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: Invorderingsbedrijf B.V.,
tegen
STICHTING O.G. DE BATAAF,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in voorwaardelijke reconventie,
hierna te noemen: De Stichting,
gemachtigde: mr. E.A.H. ten Berge.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 oktober 2023 met producties,
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in voorwaardelijke reconventie met producties,
- de akte overlegging productiestevens conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie zijdens [eiseres] ,
- twee akten overlegging producties zijdens De Stichting,
- de mondelinge behandeling van 17 juni 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] drijft een onderneming waarbij zij onder meer sportverenigingen adviseert over mogelijke verduurzaming en aan te vragen subsidies.
2.2.
De Stichting richt zich op de exploitatie van het sportpark De Bataaf gelegen aan de Ver-Huëllweg 2 te Den Haag.
2.3.
Op 22 februari 2022 hebben partijen met elkaar een overeenkomst gesloten ‘
Subsidies sportveld ledverlichting inclusief verantwoording’, waarbij [eiseres] voor alle investeringen van De Stichting de subsidie aanvraag doet bij de gemeente en het Rijk. Deze werkzaamheden verricht [eiseres] op basis van ‘no cure no pay’. De succesfee is 10% over alle binnengehaalde subsidies. De kosten voor [eiseres] worden gesubsidieerd door de gemeente met 60% en door het Rijk met 30%.
2.4.
Op 23 april 2022 is de overeenkomst tussen partijen mondeling uitgebreid voor de aanleg van nieuwe tennisbanen op het sportpark.
2.5.
Bij besluit van 12 september 2022 heeft de gemeente Den Haag een beschikking op subsidieaanvraag afgegeven waarbij maximaal € 61.664,- aan subsidie wordt verstrekt voor de ledverlichting. De vaststelling van het bedrag volgt uiterlijk binnen twintig weken na indiening van de volledige en juiste verantwoordingsstukken. Als voorschot wordt een bedrag van € 55.497,60 uitgekeerd en een bedrag van € 6.166,40 wordt gereserveerd en uitgekeerd afhankelijk van het resultaat van de vaststelling.
2.6.
Bij besluit van 12 september 2022 heeft de gemeente Den Haag een beschikking op subsidieaanvraag afgegeven waarbij maximaal € 113.399,- aan subsidie wordt verstrekt voor de vervanging van de tennisbanen. De vaststelling van het bedrag volgt uiterlijk binnen twintig weken na indiening van de volledige en juiste verantwoordingsstukken. Als voorschot wordt een bedrag van € 102.059,10 uitgekeerd en een bedrag van € 11.339,90 wordt gereserveerd en uitgekeerd afhankelijk van het resultaat van de vaststelling.
2.7.
[eiseres] heeft op 1 en 2 oktober 2022 respectievelijk € 6.166,40 en € 11.339,90 gefactureerd aan De Stichting voor haar werkzaamheden.
2.8.
In de brief van 21 februari 2023 heeft De Stichting aan [eiseres] meegedeeld de overeenkomst tussen partijen (buitengerechtelijk) te ontbinden.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiseres] vordert - samengevat - veroordeling van De Stichting tot betaling van € 12.452,17, vermeerderd met de wettelijke handelsrente en kosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij nakoming vraagt van de overeenkomst van opdracht. Zij is haar verplichtingen uit die overeenkomst nagekomen door subsidies voor De Stichting aan te vragen bij de gemeente, die vervolgens ook zijn verstrekt. Haar honorarium is gebaseerd op een percentage van de verstrekte subsidie, dus een ‘no cure no pay’ principe.
3.3.
De Stichting voert verweer. De Stichting concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure. Kort gezegd voert De Stichting primair aan dat zij de overeenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden op 21 februari 2023 op grond van wanprestatie en dat zij uit hoofde van de daaruit ontstane ongedaanmakingsverplichting niets meer verschuldigd is aan [eiseres] , terwijl [eiseres] een bedrag van € 1.864,13 teveel heeft ontvangen.
Subsidiair stelt De Stichting dat zij heeft gedwaald bij het aangaan van de overeenkomst, omdat [eiseres] haar had behoren in te lichten over de onmogelijkheid om rijkssubsidie aan te vragen. Bij een juiste voorstelling van zaken had De Stichting de overeenkomst niet gesloten, althans onder andere voorwaarden. Dit leidt tot vernietiging van de overeenkomst en tot een onverschuldigde betaling van de zijde van De Stichting aan [eiseres] .
Meer subsidiair heeft De Stichting de aangevoerd dat vanwege de no cure no pay afspraak zij niets verschuldigd is aan [eiseres] , omdat [eiseres] het overeengekomen resultaat niet heeft behaald.
Tot slot voert De Stichting aan dat de facturen van [eiseres] nog niet opeisbaar zijn, omdat de toegekende subsidies nog niet onvoorwaardelijk zijn verleend. De ontvangen bedragen zijn nog niet het hele subsidiebedrag en deze zullen hoogst waarschijnlijk naar beneden worden bijgesteld.
Indien enig bedrag (nog) betaald moet worden beroept De Stichting zich op verrekening met diverse schadeposten die zij in voorwaardelijke reconventie nader toelicht.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
3.5.
De Stichting vordert voor zover er geen verrekening kan plaatsvinden - samengevat - veroordeling van [eiseres] tot betaling van:
  • € 8.817,01, teveel betaald ter zake de facturen,
  • € 10.000,- ter zake gemoeide kosten voor de afwikkeling van de verantwoording van de aangevraagde subsidies,
  • € 8.000,- ter zake opgelopen aannemerskosten als gevolg van onvoldoende voortvarend handelen van [eiseres] ,
  • € 11.936,52 ter zake misgelopen subsidie voor het hekwerk,
een en ander vermeerderd met rente en kosten.
3.6.
[eiseres] voert verweer. [eiseres] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van De Stichting, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van De Stichting, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van De Stichting in de kosten van deze procedure. [eiseres] betwist dat zij tekortgeschoten is in haar verplichtingen.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Geen buitengerechtelijke ontbinding
4.1.
Tegen de vordering tot betaling van de facturen heeft De Stichting primair aangevoerd dat niet alle subsidies zijn gerealiseerd zoals beloofd. [eiseres] is daarmee tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen en in verband daarmee heeft De Stichting de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden. Het gevolg van die ontbinding is dat er over en weer ongedaanmakingsverplichtingen ontstaat en De Stichting op grond daarvan niets meer verschuldigd is, aldus De Stichting.
4.2.
De kantonrechter begrijpt dat met het niet realiseren van subsidies (deels) wordt gedoeld op de Rijkssubsidie die niet is aangevraagd, omdat De Stichting daarvoor niet in aanmerking komt als btw-plichtige stichting. Anders dan De Stichting heeft betoogd volgt uit de overeenkomst niet dat [eiseres] zich heeft verbonden aan een resultaatsverplichting met betrekking tot de subsidies. Partijen zijn overeengekomen dat [eiseres] voor alle investeringen de subsidie aanvraag verzorgt. Hierbij is geen garantie geven dat een desbetreffende subsidie wordt verleend. Dat wordt ook ondersteund met de ‘no cure no pay’ afspraak dat er een percentage wordt berekend over de binnengehaalde subsidies. Geen subsidie is geen courtage voor [eiseres] .
4.3.
De Stichting stelt dat [eiseres] haar zorgplicht heeft geschonden omdat zij niet voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst bij De Stichting heeft geïnformeerd of De Stichting btw-plichtig is. Als gevolg van die schending moeten de verleende subsidies worden gecorrigeerd omdat de aanvragen zijn ingediend op basis van de investeringsbedragen inclusief btw. Nog los van de vraag of [eiseres] hier tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichting, levert een dergelijke onjuiste aanvraag, anders dan De Stichting heeft gesteld, niet een onherstelbaar gebrek op. Dit gebrek is te herstellen door een correctie aan te vragen bij de subsidieverstrekkende instantie. Dat dit mogelijk was blijkt uit de eigen verklaring van De Stichting dat zij zelf een en ander hebben moeten recht zetten bij de subsidieverstrekkende instantie. [eiseres] had daarom schriftelijk in gebreke gesteld moeten worden, zodat zij haar gebrek kon herstellen. Niet gebleken is dat een schriftelijke ingebrekestelling is verstuurd. Dit heeft tot gevolg dat [eiseres] niet in verzuim is komen te verkeren en De Stichting niet al gerechtigd was de overeenkomst buitengerechtelijk te ontbinden op die grond. Het primaire verweer wordt daarom afgewezen.
Dwaling slaagt
4.4.
Subsidiair heeft De Stichting aangevoerd dat zij heeft gedwaald bij het aangaan van de overeenkomst. [eiseres] heeft een onjuiste en onvolledige voorstelling van zaken geschetst wat in strijd is met de op haar rustende zorgplicht en contractuele informatieplicht. Indien zij De Stichting volledig had geïnformeerd zou De Stichting de overeenkomst niet, althans niet onder dezelfde voorwaarden zijn aangegaan. De onjuistheid en onvolledigheid zit in de 30% subsidie van de rijksoverheid waarvoor De Stichting niet in aanmerking komt vanwege de btw-plichtigheid. [eiseres] heeft als verweer aangevoerd dat zij wel degelijk voorafgaand heeft gesproken over de btw-plichtigheid en de consequenties daarvan met betrekking tot de aanvraag van rijksoverheidssubsidie.
4.5.
Een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, is volgens artikel 6:228 van het Burgerlijk Wetboek (BW) vernietigbaar:
indien de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten;
indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten;
indien de wederpartij bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling als de dwalende is uitgegaan, tenzij zij ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had behoeven te begrijpen dat de dwalende daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden.
4.6.
In de overeenkomst tussen partijen staat dat de kosten van [eiseres] (ook) gesubsidieerd worden, namelijk 60% door de gemeente en 30% door het rijk. Hier is voor de rijkssubsidie geen voorbehoud gemaakt omtrent de btw-plichtigheid. Uitgaande van de overeenkomst zou De Stichting slechts 10% van de kosten van [eiseres] zelf hoeven te dragen. Vast staat dat De Stichting niet in aanmerking komt voor subsidies van de rijksoverheid omdat zij btw-plichtig is. Hierdoor mist zij een dekking van 30% van de vergoeding die zij aan [eiseres] moet betalen. [eiseres] heeft als verweer weliswaar aangevoerd dat zij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst uitvoerig heeft gesproken met De Stichting over (on)mogelijkheid van de rijkssubsidie, maar dat betwist De Stichting. De e-mails of Whatsapp-gesprekken waar [eiseres] naar verwijst, waaruit een en ander zou moeten volgen, zijn of niet overgelegd of uit de tekst daarvan kan dit niet worden opgemaakt. Daarnaast verhoudt die toelichting en uitsluiting van [eiseres] zich niet met het Whatsapp-bericht van 17 juni 2022 waarbij [eiseres] nog uitgaat van € 57.545,- aan rijkssubsidie en de berichten eind juli 2022 over de tennisbanen buiten de btw laten vallen (productie 5 CvA in conventie). De kantonrechter concludeert hieruit dat [eiseres] onvoldoende gemotiveerd heeft bestreden dat zij een onjuiste voorstelling van zaken heeft veroorzaakt bij De Stichting dat De Stichting slechts 10% van de kosten van [eiseres] hoefde te dragen. Deze voorstelling blijkt niet juist te zijn en dat wist of had [eiseres] behoren te weten. De kantonrechter zal daarom het beroep op dwaling honoreren en de overeenkomst tussen partijen op grond daarvan vernietigen. Dit betekent dat de vordering, alsmede de nevenvordering van de buitengerechtelijke kosten, van [eiseres] geen rechtsgrond meer heeft en daarom zal worden afgewezen.
4.7.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
812,00
(2,00 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
947,00
in reconventie
Vergoeding werkzaamheden [eiseres]
4.8.
Onder 4.6. is de overeenkomst tussen partijen vernietigd. Vernietiging heeft terugwerkende kracht tot het moment van sluiten. Dit betekent dat de overeenkomst nooit heeft bestaan. Reeds verrichte rechtshandelingen moeten ongedaan gemaakt worden voor zover dat mogelijk is. De betaling van een deel van de facturen kan worden teruggedraaid door terugbetaling, maar de werkzaamheden die [eiseres] heeft verricht kunnen naar hun aard niet ongedaan gemaakt worden. Voor die werkzaamheden is een redelijke vergoeding verschuldigd. De Stichting begroot die werkzaamheden op € 1.541,60 en € 1.133,99 inclusief btw en komt op een terugbetaling van [eiseres] aan De Stichting van een bedrag van € 8.817,01.
4.9.
De kantonrechter stelt vast dat De Stichting een bedrag van € 1.864,13 inclusief btw teveel heeft betaald aan [eiseres] en dat dat het bedrag is dat terugbetaald moet worden. Daartoe wordt als volgt overwogen.
4.10.
De Stichting heeft onweersproken gesteld dat de verstrekte subsidies moeten worden verlaagd met het btw-tarief, omdat zij btw-plichtig is. Dit heeft tot gevolg dat aan subsidies is verstrekt € 50.961,98 (€ 61.664,- incl. btw) en € 93.718,18 (€ 113.399,- incl. btw). Facturering van [eiseres] over die toekenningen zou leiden tot twee facturen van € 5.096,20 en € 9.371,82. Totaal een bedrag van € 14.468,02 excl. btw.
De Stichting heeft zelf gesteld dat [eiseres] ongeveer 55% van de werkzaamheden heeft verricht. Zo heeft zij de aanvragen ingediend, maar de verantwoording aan het einde van het proces heeft zij niet uitgevoerd. [eiseres] heeft dit percentage niet betwist of daar een ander percentage tegenovergesteld. De kantonrechter zal daarom ervan uitgaan dat 55% van de werkzaamheden zijn verricht door [eiseres] . 55% van de totale factuur van € 14.468,02 is € 7.957,41.
4.11.
De Stichting stelt verder dat zij daarvan slechts 10% hoeft te betalen, omdat zij hooguit dat percentage aan kosten zou hebben. De kantonrechter volgt die stelling gedeeltelijk. De berekening van De Stichting is gebaseerd op het niet vergoed krijgen van de kosten van [eiseres] , maar deze kosten kunnen door De Stichting nog steeds bij de gemeente worden gedeclareerd onder de subsidieregeling. Bij het Rijk kunnen deze kosten niet worden gedeclareerd zodat De Stichting in beginsel 30% dekking misloopt. Die 30% is echter vertekenend, omdat daarbij wordt uitgegaan van een stichting die de btw niet kan verrekenen, hetgeen De Stichting wel kan. Feitelijk loopt De Stichting dus slechts 9% mis. Die 9% zal in mindering worden gebracht op € 7.957,41, zodat een bedrag van € 7.241,24 verschuldigd is. Inclusief btw is dat € 8.761,90. Vast staat dat De Stichting al een bedrag van € 11.492,60 heeft betaald, zodat zij een bedrag van € 2.730,70 onverschuldigd heeft betaald. [eiseres] dient dit bedrag te retourneren en zal daartoe worden veroordeeld. De gevorderde wettelijke rente hierover is op de wet gegrond en daarom toewijsbaar.
Misgelopen subsidie wordt afgewezen
4.12.
De Stichting vordert een bedrag voor de werkzaamheden aan het hekwerk. [eiseres] heeft deze vordering betwist en gesteld dat daartoe nog geen definitieve opdracht was verstrekt. De kantonrechter stelt vast dat deze werkzaamheden niet onder de huidige overeenkomst vallen. [eiseres] heeft onweersproken gesteld dat zij de opdracht voor het aanvragen van die subsidie wel wilde verzorgen, maar pas nadat de onderhavige facturen waren betaald. Omdat die niet zijn betaald is tussen partijen geen overeenkomst tot stand gekomen en kan [eiseres] ook niet tekortgeschoten zijn in de nakoming van haar verplichtingen.
De overige vorderingen worden afgewezen
4.13.
De Stichting heeft nog twee vorderingen, € 10.000,- afwikkeling subsidies en € 8.000,- opgelopen aannemerskosten. Beide vorderingen zijn gebaseerd op een schadevergoedingsvordering als gevolg van het tekortschieten in de nakoming van de overeenkomst.
4.14.
De kantonrechter stelt voorop dat de vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling in beginsel ook de daarin opgenomen handelingen treft, zodat dan geen sprake meer is van een tekortkoming in de nakoming daarvan. De enkele omstandigheid dat een partij – de vernietiging weggedacht – is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, rechtvaardigt niet direct aansprakelijkheid voor eventuele schade. Voor schadeplichtigheid jegens de dwalende is een specifieke rechtsgrond vereist. Hiervoor onder 4.2 en 4.3 is al geoordeeld dat de rechtsgrond niet zonder meer gevonden kan worden in wanprestatie. De Stichting heeft geen andere feiten of omstandigheden naar voren gebracht die een andere grondslag kunnen rechtvaardigen. Deze vorderingen zullen daarom worden afgewezen.
4.15.
De Stichting is merendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
812,00
(2,00 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
947,00

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 947,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als De Stichting niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2 genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
veroordeelt [eiseres] om aan De Stichting te betalen een bedrag van € 2.730,70 (inclusief btw), vermeerderd met de wettelijke vanaf 31 januari 2024 tot aan de dag dat alles is betaald,
5.5.
veroordeelt De Stichting in de proceskosten van € 947,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als De Stichting niet tijdig aan een van de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.4. en 5.5. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.F.H. van Eijk en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2024.