ECLI:NL:RBDHA:2024:12362
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een verblijfsvergunning asiel en de einddatum van een reguliere verblijfsvergunning
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Tunesische nationaliteit, tegen de beschikking van 19 april 2024, waarbij zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 19 juli 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De minister had de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, maar verleende ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, omdat uitzetting in strijd zou zijn met artikel 8 van het EVRM. Deze vergunning was geldig tot 14 juli 2024, de datum waarop de verblijfsrechten van de kinderen van eiser eindigden.
Eiser heeft geen beroepsgronden ingediend tegen de afwijzing van de asielaanvraag, maar richt zich tegen de einddatum van de verleende verblijfsvergunning. De rechtbank oordeelt dat de minister de einddatum van de ambtshalve verleende verblijfsvergunning op juiste gronden heeft gehandhaafd. Eiser kan na 14 juli 2024 geen verblijfsrecht ontlenen aan de aan zijn kinderen verleende vergunning, omdat hij een nieuwe aanvraag moet indienen op basis van gewijzigde grondslagen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, waardoor de beschikking van 19 april 2024 in stand blijft en eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.