ECLI:NL:RBDHA:2024:12359

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
AWB - 24 _ 1437
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen last onder bestuursdwang voor vaartuig zonder vergunning in Leiden

In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die in beroep is gegaan tegen een last onder bestuursdwang opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van Leiden. Verzoeker, die in een vaartuig woont, heeft geen vergunning voor de ligplaats die hij in de passantenhaven ter hoogte van het Ankerpark in Leiden inneemt. De voorzieningenrechter behandelt het verzoek en de onderliggende besluiten van verweerder, die verzoeker heeft opgedragen zijn vaartuig te verwijderen. Verweerder heeft de termijn voor verwijdering van het vaartuig verlengd, maar verzoeker heeft geen andere woonruimte kunnen vinden. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker in strijd handelt met de regelgeving en dat er geen concreet zicht is op legalisatie van zijn situatie. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, en het beroep wordt ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter benadrukt dat handhaving in het algemeen belang is en dat verzoeker voldoende gelegenheid heeft gehad om een andere woonruimte te vinden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 11 april 2024.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag
Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 24/1436 en SGR 24/1437
uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 april 2024 op het beroep en op het verzoek om een voorlopige voorziening van
[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker
(gemachtigde: mr. M.J.G. Schroeder),
tegen

het college van burgemeester en wethouders van Leiden, verweerder

(gemachtigden: W.B.A. Mullink en mr. J. Baboeram).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de aan hem opgelegde last onder bestuursdwang.
1.1.
Bij besluit van 26 juli 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder verzoeker de last
onder bestuursdwang opgelegd, omdat verzoeker in de passantenhaven ter hoogte van het Ankerpark met een vaartuig een ligplaats inneemt zonder een (zichtbare) vergunning. [1] Verzoeker kan de overtreding opheffen door zijn vaartuig binnen een week (uiterlijk op 2 augustus 2023) van genoemde locatie te verwijderen en verwijderd te houden van iedere niet aan verzoeker vergunde (lig)plaats binnen de openbare wateren van de gemeente Leiden. Indien hieraan geen gevolg wordt gegeven, zal verweerder het vaartuig verwijderen en opslaan op kosten van verzoeker.
1.2.
Bij besluit van 3 augustus 2023 heeft verweerder de in het primaire besluit
genoemde begunstigingstermijn gewijzigd en verlengd tot één week nadat een beslissing op het bezwaar is genomen. Het bezwaar tegen het primaire besluit is mede gericht geacht tegen dit besluit.
1.3.
Bij besluit van 16 januari 2024 (het bestreden besluit) is met verbetering van de motivering van het primaire besluit het bezwaar ongegrond verklaard en de begunstigingstermijn uit de last verlengd tot zes weken na verzending van de beslissing op bezwaar.
Tegen dit besluit heeft verzoeker beroep ingesteld (SGR 24/1436). Voorts heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (SGR 24/1437).
1.4.
Verweerder heeft meegedeeld dat geen uitvoering wordt gegeven aan het bestreden
besluit in afwachting van de uitspraak van de voorzieningenrechter.
1.5.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 maart 2024 op zitting behandeld.
Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, bijgestaan door A. Kalloniati (tolk), de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, wordt ook op het beroep van verzoeker beslist. [2]
2.1.
Verzoeker ontvangt sinds hij gezondheidsproblemen kreeg een bijstandsuitkering en heeft na het verbreken van zijn relatie een dreigend dakloos worden afgewend door in 2022 de motorkruiser ‘Blue Boat’ (de boot) te kopen om daarin te wonen. Die boot heeft hij vervolgens zonder toestemming van verweerder sinds medio 2022 in water van Leiden aangemeerd in een passantenhaven aan het Ankerpark en sinds 2 oktober 2023 aan de Zijlsingel. Daar ligt de boot, die door verzoeker permanent wordt bewoond, nog steeds.
3. Verweerder heeft verzoeker tot het bestreden besluit gelegenheid gegeven een woning te vinden. Verzoeker is hierin niet geslaagd. Verweerder heeft vastgesteld dat verzoeker geen aanleiding heeft gezien om een urgentieverklaring aan te vragen en vindt dat hij genoeg gelegenheid heeft gehad om andere woonruimte te vinden. Ook vindt verweerder dat verzoeker zijn boot elders dan in Leiden tijdelijk kan aanleggen. Er is geen (concreet) zicht op legalisatie van de bestaande situatie, aldus verweerder.
4. Verzoeker heeft benadrukt dat hij geen legalisatie van de bestaande situatie beoogt.
Hij wenst een maatwerkvoorziening, in die zin dat verweerder gedoogt dat hij een ligplaats kan innemen ergens in het water van Leiden tot hij (passende) woonruimte heeft gevonden.
5. Niet in geschil is dat verzoeker met het innemen van een ligplaats zonder vergunning handelt in strijd met artikel 3.4.1.1. van de Verordening. Dat verzoeker voor de door hem ingenomen ligplaatsen wel kosten voor liggeld en nutsvoorzieningen betaalt, kan hier niet aan afdoen. Daarbij komt dat het gedurende de periode van 1 november tot 31 maart (winterperiode) is toegestaan om met een boot een passantenligplaats in te nemen gedurende meer dan drie dagen.
6. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal bij een overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevraagd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Verder kan handhavend optreden onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, zodat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien.
De voorzieningenrechter volgt hier het standpunt van verweerder. De omstandigheden waarin verzoeker zich bevindt verschillen niet in voldoende onderscheidende betekenis van die waarin andere in Leiden dakloos geworden personen met een bijstandsuitkering zich bevinden. Verweerder is niet gehouden om verzoeker toe te staan in strijd met de regelgeving ergens in Leiden met de boot een ligplaats in te nemen totdat verzoeker er in slaagt andere woonruimte te vinden. Hiervan zal bovendien precedentwerking uitgaan. Verweerder heeft door niet handhavend op te treden in 2022 en 2023 verzoeker voldoende gelegenheid gegeven om woonruimte, waaronder bij voorbeeld kamerhuur, te vinden en daarbij onder meer gewezen op “Divorce Housing”. Niet gebleken is dat verzoeker actief naar een toegestane ligplaats of woonruimte in de woonregio Leiden of daarbuiten heeft gezocht of alle door verweerder genoemde opties heeft benut.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Hetgeen verzoeker overigens heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden. Omdat het beroep ongegrond is, wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 april 2024.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 3.4.1.1. van de Verordening voor de fysieke leefomgeving Leiden 2022 (de Verordening)
2.Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)