Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
AREP Rotterdam B.V.,
1.Het procesverloop
- een brief van de gemachtigde van werknemer van 19 april 2024, waarin staat dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over de nevenverzoeken;
- een brief van de gemachtigde van AREP van 19 april 2024, waarmee deze de tegenverzoeken intrekt.
2.De feiten
3.Het inleidende verzoek, het verweer en de tegenverzoeken van AREP
(Primair)(I.) een dag vast te stellen waarop de zaak ter terechtzitting wordt behandeld; (II.) AREP te veroordelen aan haar een billijke vergoeding te betalen van
€ 283.804,05 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van verschuldigdheid tot aan de dag der algehele voldoening, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen billijke vergoeding; (III.) aan haar een transitievergoeding toe te kennen van € 10.111,56 bruto, te verhogen met de wettelijke rente vanaf het moment van verschuldigdheid tot aan de dag der algehele voldoening; (IV.) AREP te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 4.694,16 netto ten titel van een onkostenvergoeding, te verhogen met de wettelijke rente vanaf het moment van verschuldigdheid tot aan de dag der algehele voldoening; (V.) AREP te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 18.973,09 bruto, te verhogen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente vanaf het moment van verschuldigdheid tot aan de dag der algehele voldoening; (VI.) AREP te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 3.065,81 bruto ten titel van gefixeerde schadevergoeding, te verhogen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2023,
(Subsidiair)(I.) AREP te veroordelen ten titel van schadevergoeding te betalen aan haar een bedrag van € 245.675,60 op basis van misgelopen salaris als gevolg van het einde van het dienstverband, te verhogen met de wettelijke rente vanaf het moment van verschuldigdheid tot aan de dag der algehele voldoening; (II.) AREP te veroordelen ten titel van schadevergoeding te betalen aan haar een bedrag van € 18.128,46 bruto op basis van de mindering in loon tijdens ziekte, te verhogen met de wettelijke rente vanaf het moment van verschuldigdheid tot aan de dag der algehele voldoening; (III.) AREP te veroordelen ten titel van schadevergoeding te betalen aan haar een bedrag van € 20.000,- als gevolg van immateriële schade, te verhogen met de wettelijke rente vanaf het moment van verschuldigdheid tot aan de dag der algehele voldoening; (IV.) aan haar een transitievergoeding toe te kennen van € 10.111,56 bruto, te verhogen met de wettelijke rente vanaf het moment van verschuldigdheid tot aan de dag der algehele voldoening; (V.) AREP te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 4.694,16 netto ten titel van een onkostenvergoeding, te verhogen met de wettelijke rente vanaf het moment van verschuldigdheid tot aan de dag der algehele voldoening; (VI.) AREP te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 18.973,09 bruto, te verhogen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente vanaf het moment van verschuldigdheid tot aan de dag der algehele voldoening; (VII.) AREP te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 3.065,81 bruto ten titel van gefixeerde schadevergoeding, te verhogen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2023, aangaande zowel de primaire als subsidiaire vordering [verzoek] AREP te veroordelen in de kosten van de procedure, waaronder het salaris van de gemachtigde begrepen.
4.De beoordeling
ernstigverwijtbaar handelen. Daarbij is in de parlementaire geschiedenis benadrukt dat van ernstig verwijtbaar handelen slechts is uitzonderingsgevallen sprake zal zijn. Voor een goede beoordeling van het voorliggende verzoek tot het toekennen van een billijke vergoeding is daarom een analyse van hetgeen tussen partijen is voorgevallen, althans van hetgeen daarvan in deze procedure is gebleken noodzakelijk.
4.Beoordeling re-integratie inspanningen
Voor de beoordeling van de re-integratieinspanningen wordt gekeken naar de periode 1e ziektedag tot datum aanvraag d.d. 22 februari 2022. Het uiteindelijk behaalde re-integratieresultaat ná datum aanvraag (werkzaam eigen werk op andere locatie) blijft dan ook buiten beschouwing.
5.Conclusie
De re-integratie-inspanningen van de werkgever waren tijdens de re-integratieperiode van 14 oktober 2020 tot datum aanvraag 22 februari 2021 niet voldoende.
De twee schadegevallen de afwikkeling daarvan
Het niet willen communiceren
Het niet willen meewerken aan de formaliteiten van de tussenrapportages
Het doen van niet realistische voorstellen
Het niet willen afstemmen wanneer wij wel in overleg kunnen
Werknemer is beperkt voor het eigen werk door een arbeidsconflict maar ook door ziekte
De oplossing van het conflict is in het belang voor het herstel van werknemer
De eerder door mij geadviseerde mediation ziet de betreffende bedrijfsarts niet meer als mogelijkheid omdat het conflic t reeds in een juridische fase is
De bedrijfsarts adviseert dat partijen middels die juristen zo spoedig mogelijk oplossen
Tot die oplossing ziet de bedrijfsarts om medische redenen geen mogelijkheden tot werkhervatting bij de eigen werkgever. Of er nog werkhervatting plaats gaat vinden hangt af van de door werknemer en werkgever en hun juridische adviseurs gekozen oplossing.
ernstigverwijtbaar handelen van AREP. Weliswaar heeft AREP steken laten vallen, zoals het in april 2021 wel heel snel aansturen op een vaststellingsovereenkomst en wellicht ook het laten voortbestaan van het arbeidsconflict in de wetenschap dat een oplossing daarvan het medisch herstel van werknemer zou bevorderen, die wellicht kunnen duiden op verwijtbaar handelen. Maar daar staat ook tegenover dat werknemer door te protesteren tegen de tewerkstelling in Amsterdam irritaties bij AREP zal hebben gewerkt. Teruggebracht tot de kern is de kantonrechter van oordeel partijen over een weer in een patstelling zijn terechtgekomen, waaruit zij zich niet meer hebben weten te bevrijden.
schadevergoeding in plaats van een
billijkevergoeding, en dat de (werkelijke) schade van werknemer nog ongewis en in ieder geval onvoldoende onderbouwd is.
€ 4.596,50 netto.