ECLI:NL:RBDHA:2024:12309

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
09-156101-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal met geweld en het voorhanden hebben van een vuurwapen door een minderjarige

Op 1 augustus 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2008, die beschuldigd werd van diefstal met geweld en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De zaak werd behandeld op een besloten zitting op 18 juli 2024, waar de officier van justitie, mr. R.R. Knobbout, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. S.J.M. Laurier, aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 juni 2023 in Rijswijk een vest van het merk Nike heeft gestolen van een medebewoner, [naam 1], door hem te bedreigen met een vuurwapen. Daarnaast heeft de verdachte op dezelfde dag een omgebouwde alarmrevolver voorhanden gehad. In een tweede dagvaarding werd de verdachte beschuldigd van een soortgelijke diefstal op 8 maart 2023 in Leidschendam, waarbij hij samen met anderen optrad.

De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van het vasthouden en tonen van een mes, omdat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de diefstal met geweld en het voorhanden hebben van een vuurwapen, en heeft hem veroordeeld tot een jeugddetentie van 106 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 60 uren. De rechtbank heeft ook een vordering van de benadeelde partij, [naam 1], gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte €1.000,00 aan immateriële schade moet vergoeden. De rechtbank heeft de revolver onttrokken aan het verkeer en bijzondere voorwaarden opgelegd voor de proeftijd van de voorwaardelijke straf, waaronder meldplicht en behandeling bij een zorginstelling. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verstandelijke beperking en eerdere strafbare feiten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 09-156101-23 (dagvaarding I) en 09-079911-23 (dagvaarding II)
(ttz. gev.)
Datum uitspraak: 1 augustus 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaken tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedatum 1] 2008 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaken tegen de verdachte zijn behandeld op de besloten terechtzitting van 18 juli 2024.
De officier van justitie in deze zaak is mr. R.R. Knobbout en de advocaat van de verdachte is mr. S.J.M. Laurier te Den Haag. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Dagvaarding I
1
hij op of omstreeks 26 juni 2023 te Rijswijk op of aan de openbare weg, te weten het
Generaal Eisenhouwerplein een plastic tas met daarin een vest/trui van het merk Nike, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [naam 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [naam 1] op dwingende wijze de woorden toe te voegen: "loop naar daar", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
- ( vervolgens) die [naam 1] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen,
- die [naam 1] meermalen, althans eenmaal, met dat vuurwapen, althans het op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd en/of lichaam te slaan,
- schoppende bewegingen te maken richting die [naam 1] en/of
- het vuurwapen, althans het op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [naam 1] te richten en hem dreigend de woorden toe te voegen: "als je achter mij aan komt ga ik je schieten", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2
hij op of omstreeks 26 juni 2023 te Rijswijk een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwde alarmrevolver, van het merk BBM, type Olympic 38, kaliber .22 knal en/of .22 LR zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
Dagvaarding II
hij op of omstreeks 8 maart 2023 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op/aan de openbare weg Weigelia,
- een telefoon (Iphone),
- een jas,
- handschoenen en/of
- een oplader,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door meermalen, althans eenmaal:
- de telefoon uit de handen van die [naam 2] te pakken en/of te trekken,
- een tik tegen de voeten van die (rennende) [naam 2] te geven (waardoor hij ten val komt),
- die [naam 2] een schop/trap in het gezicht te geven,
- een mes vast te houden en/of deze te tonen aan die [naam 2] en/of
- ( vervolgens) de telefoon en/of de jas en/of de oplader weg te nemen.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich namens de verdachte met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van de bij dagvaarding II tenlastegelegde handelingen ten aanzien van het mes. Daarover heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er naast de verklaring van de aangever geen ondersteunend bewijs in het dossier zit. De verdachte moet daarom volgens de raadsvrouw worden vrijgesproken van het vasthouden en tonen van een mes aan de aangever.
3.3
Partiële vrijspraak “mes” (dagvaarding II)
De rechtbank is, overeenkomstig het standpunt van de raadsvrouw, van oordeel dat de geweldshandeling zoals ten laste gelegde bij dagvaarding II als “het vasthouden en tonen van een mes” niet wettig en overtuigend is bewezen. In het dossier bevindt zich alleen de verklaring van de aangever, die het mes benoemt. Verder is hiervoor geen ondersteunend bewijs. De rechtbank zal de verdachte daarom van het gedachtestreepje “een mes vast te houden en/of deze te tonen aan die [naam 2] ” vrijspreken.
3.4
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor de feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Dagvaarding I
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 2023196431, van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Westland-Delft, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 98).
Feit 1
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 18 juli 2024;
2. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 1] , opgemaakt op 26 juni 2023 (p. 33-36);
3. Het proces-verbaal van bevindingen (wapenonderzoek), opgemaakt op 27 juni 2023 (p. 68-71);
Feit 2
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 18 juli 2024;
2. Het proces-verbaal van bevindingen (wapenonderzoek), opgemaakt op 27 juni 2023 (p. 68-71);
Dagvaarding II
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 2023071224,, van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Zoetermeer-Leidschendam/Voorburg, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 155 en drie ongenummerde pagina’s).
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 18 juli 2024;
2. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 2] , opgemaakt op 8 maart 2023 (p. 42-47).
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Dagvaarding I
1
hij op 26 juni 2023 te Rijswijk op het Generaal Eisenhouwerplein een plastic tas met daarin een vest van het merk Nike die aan [naam 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [naam 1] op dwingende wijze de woorden toe te voegen: "loop naar daar",
- vervolgens die [naam 1] een vuurwapen te tonen,
- die [naam 1] met dat vuurwapen op het hoofd te slaan,
- schoppende bewegingen te maken richting die [naam 1] en
- het vuurwapen op die [naam 1] te richten en hem dreigend de woorden toe te voegen: "als je achter mij aan komt ga ik je schieten";
2
hij op 26 juni 2023 te Rijswijk een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwde alarmrevolver, van het merk BBM, type Olympic 38, kaliber .22 knal en/of .22 LR zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver voorhanden heeft gehad;
Dagvaarding II
hij op 8 maart 2023 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een ander, aan de openbare weg Weigelia,
- een telefoon (Iphone),
- een jas,
- handschoenen en/of
- een oplader,
die aan [naam 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld tegen die [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- de telefoon uit de handen van die [naam 2] te pakken en/of te trekken,
- een tik tegen de voeten van die (rennende) [naam 2] te geven (waardoor hij ten val komt),
- die [naam 2] een schop/trap in het gezicht te geven.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straffen

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 108 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan een gedeelte van 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
De officier van justitie heeft daarnaast een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen jeugddetentie gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte bepleit om alleen de door de officier van justitie geëiste jeugddetentie op te leggen en daarnaast geen taakstraf op te leggen. De verdachte heeft zich immers al lang aan schorsende voorwaarden gehouden, waarvan zes maanden een enkelband, en er worden veel bijzondere voorwaarden geadviseerd. Het voldoen aan al die bijzondere voorwaarden naast het op orde krijgen van zijn leven zal al veel van de verdachte vragen. Een werkstraf daarbij zal te belastend zijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de rapportages en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee diefstallen met geweld en het voorhanden hebben van een alarmrevolver. De verdachte heeft slachtoffer [naam 1] beroofd van zijn vest en hem daarbij bedreigd en geslagen met het vuurwapen. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens brengt grote risico’s met zich mee voor de veiligheid van personen. Wapenbezit en gebruik van wapens onder jongeren en jongvolwassenen is een groeiend maatschappelijk probleem waartegen consequent moet worden opgetreden. Verder heeft de verdachte samen met een ander slachtoffer [naam 2] met geweld beroofd van zijn spullen. Daarbij is [naam 2] onderuit geschopt en in zijn gezicht geschopt. Door zo te handelen heeft de verdachte niet alleen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers maar ook laten zien geen respect te hebben voor andermans eigendom. Doordat dit overdag op een publieke plek heeft plaatsgevonden, hebben omstanders dit kunnen zien en horen gebeuren. Dit tast, voornamelijk voor het slachtoffer en de getuigen van het incident, maar ook voor mensen die later hierover horen of lezen, het gevoel van veiligheid in de maatschappij aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 12 juni 2024. De verdachte heeft in 2022 een transactie aanvaard voor het twee keer op verschillende momenten in bezit hebben van een steekwapen. De rechtbank constateert verder dat de verdachte op 10 november 2023 een werkstaf opgelegd heeft gekregen, waardoor artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het pro Justitia-rapport van 5 oktober 2023 van drs. A. Noort, GZ-psycholoog. Daaruit volgt – kort samengevat – dat er bij betrokkene sprake is van een verstandelijke-ontwikkelingsstoornis, een stoornis in cannabisgebruik en een normoverschrijdend gedragsstoornis. Elementen zoals tekortschietende affectieve gewetensfuncties, een inadequate coping, cognitief forensisch relevante beperkingen en beperkt reflectievermogen beperken de zelfcontrole en gedragskeuzes van de verdachte. De deskundige heeft daarom geadviseerd om de verdachte de bij dagvaarding I tenlastegelegde feiten (alleen deze feiten zijn in het onderzoek betrokken) in verminderde mate toe te rekenen. Het recidiverisico op gewelddadig gedrag in de toekomst wordt, zonder de inzet van bijzondere voorwaarden en intensieve behandeling ‘matig/hoog’ geschat. Vanwege zijn voorgeschiedenis in combinatie met zijn aanleg (cognitief minder sterk) en de hang naar goedkeuring is betrokkene kwetsbaarder dan leeftijdsgenoten. De combinatie van de noodzaak tot meer tijd voor het maken van een adequate inschatting en de hang naar goedkeuring, maken dat betrokkene gemakkelijker verkeerde keuzes maakt en daar later pas de gevolgen van overziet. Er wordt geadviseerd een aanvullende delictanalyse te verrichten om zo – eventueel aanwezige – extra specifieke risicofactoren in kaart te kunnen brengen. In het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de verdachte en om de kans op recidive (op langere termijn) te beperken, wordt een voorwaardelijke detentie met een controlerend kader geadviseerd. Een zeer intensief en gestructureerd dagprogramma, intensieve systemische behandeling en individuele behandeling worden geadviseerd, met een breed en langdurig pakket aan controlerende voorwaarden en een proeftijd van twee jaar en toezicht en de begeleiding door de jeugdreclassering.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het rapport van 27 juni 2024 van de Raad en de mondelinge toelichting die daarop door de zittingsvertegenwoordiger ter zitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat – dat de verdachte zich sinds zijn schorsing beter aan de afspraken houdt en meer contacten heeft met pro-sociale leeftijdsgenoten, mede door het contactverbod en gebiedsverbod (Delft). De grootste zorgen liggen op de gebieden van vaardigheden/agressie en contacten buitenshuis (jongeren/beïnvloedbaarheid). Verder is de vrije tijd van Rayan weinig zinvol ingevuld. De Raad adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van het voorarrest. De Raad is van mening dat de verdachte nu niet weer in detentie zou moeten, doordat dit de positieve lijn die hij ingezet heeft zal doorkruisen. De bijzondere voorwaarden bij het voorwaardelijk deel moeten zijn het volgen van school of hebben van een andere zinvolle dagbesteding, meewerken aan hulpverlening vanuit Westcoaching, een contactverbod met het slachtoffer en de medeverdachte, een gebiedsverbod in Delft (behoudens de directe omgeving van zijn nieuwe school), meewerken aan behandeling bij de Waag en een meldplicht bij de jeugdreclassering. De Raad is van mening dat een werkstraf passend is, zodat hij de consequenties van zijn daden ervaart.
De medewerker van Jeugdbescherming en jeugdreclassering West heeft tijdens zitting aangegeven het advies van de Raad te ondersteunen.
Toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank volgt de conclusies van de deskundigen voor wat betreft de toerekeningsvatbaarheid en vindt de verdachte daarom voor wat betreft de bij dagvaarding I ten laste gelegde feiten verminderd toerekeningsvatbaar.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen.
Daarin is als uitgangspunt vermeld dat voor een straatroof vanaf 60 uur taakstraf, dan wel (dienovereenkomstige) jeugddetentie wordt opgelegd en dat voor het voorhanden hebben van een echt vuurwapen vanaf 6 weken jeugddetentie wordt opgelegd.
Gelet op bovenstaande, is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels voorwaardelijke) jeugddetentie. De rechtbank zal daarom aan de verdachte opleggen een jeugddetentie voor de duur van 106 dagen, met aftrek van de tijd die hij vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Dit is twee dagen minder dan de officier van justitie heeft gevorderd. Dit heeft te maken met het feit dat de rechtbank op twee dagen minder in voorlopige hechtenis uit komt. De rechtbank zal 60 dagen van die straf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd door de Raad in haar advies van 27 juni 2024. De rechtbank acht deze voorwaarden noodzakelijk om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat de verdachte wordt behandeld en begeleid, om zo de kans op recidive terug te dringen.
Om de verdachte daadwerkelijk nog straf te laten ervaren, hetgeen gerechtvaardigd is gelet op de ernst van de feiten, zal de rechtbank daarnaast aan de verdachte een taakstraf, bestaande uit een werkstraf opleggen. De rechtbank is van oordeel dat een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, passend is. Dit is lager dan de eis van de officier van justitie, gelet op de LOVS-oriëntatiepunten, de partiële vrijspraak van het mes (dagvaarding II) en de strafbeleving die de verdachte het afgelopen jaar al heeft gehad door de schorsingsvoorwaarden waarbij de verdachte deels een enkelband heeft gedragen.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[naam 1] , wettelijk vertegenwoordigd door [naam 3] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert een vergoeding van schade van een bedrag van € 2080,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op € 80,00 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de materiële schade en tot gedeeltelijke toewijzing van de immateriële schade tot een hoogte van
€ 1.000,00, met bepaling dat de vergoeding gestort wordt op een spaarrekening met BEM-clausule.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte bepleit om de materiële schade af te wijzen, nu het vest waarschijnlijk weer terug is bij de benadeelde partij. De immateriële schade is niet onderbouwd en moet worden afgewezen of anders voor een bedrag worden toegewezen dat niet hoger is dan € 500,00.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de kosten voor het vest ter waarde van € 80,00 onvoldoende zijn onderbouwd. De hoogte van de kosten is door de verdediging ter terechtzitting betwist en de benadeelde partij heeft geen onderliggende stukken ter onderbouwing overgelegd. Daarnaast is het onduidelijk of het vest weer terug is bij de benadeelde partij. De vordering zal voor dit deel niet-ontvankelijk worden verklaard.
Immateriële schade
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de immateriële schade, is naar het oordeel van de rechtbank gedeeltelijk toewijsbaar, nu op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden waarvoor de verdachte verantwoordelijk is. De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van €1.000,- redelijk is, gelet op de onderbouwing van de vordering en de aard en ernst van het gepleegde feit door de verdachte. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 26 juni 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenveroordeling verdachte
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bij dagvaarding I onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 23 juni 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 1] . Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.
De rechtbank ziet gelet op de leeftijd van slachtoffer en het feit dat hij gelet daarop zelf over een bankrekening zal beschikken in deze zaak geen aanleiding om te bepalen dat het bedrag moet worden gestort op een rekening met een BEM-clausule.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het inbeslaggenomen voorwerp dat op de beslaglijst is vermeld, te weten een revolver, te onttrekken aan het verkeer.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over het beslag.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de revolver onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot en met behulp van dit voorwerp de bij dagvaarding I bewezenverklaarde feiten zijn begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36 b, 36c, 36f, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1 en 2 en bij dagvaarding II ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.5 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
dagvaarding I
feit 1
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
feit 2
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
dagvaarding II
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
jeugddetentie
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
106 (HONDERDZES) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, groot
60 (ZESTIG) DAGEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich gedurende de proeftijd meldt bij de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
2. gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect en ook niet via sociale media – contact zal opnemen, zoeken of hebben met
de slachtoffers:
- [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2008;
- [naam 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2007,
en de medeverdachte:
- [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 4] 2005,
zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
3. zich gedurende de proeftijd niet bevindt in de stad Delft, met uitzondering van de directe omgeving van de school van de veroordeelde, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
4. zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van de Waag of een soortgelijke instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
5
.gedurende de proeftijd meewerkt aan de begeleiding vanuit Westcoaching of een soortgelijke instelling, en zich houdt aan de afspraken die daarbij met de coach worden gemaakt, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
6. gedurende de proeftijd onderwijs volgt of andere zinvolle en door de jeugdreclassering goedgekeurde dagbesteding heeft;
geeft opdracht aan Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, om toezicht te houden op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen
aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden
toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek
van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de
jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht,
daaronder begrepen.
werkstrafveroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
60 (ZESTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
30 (DERTIG) DAGEN;
de vordering van de benadeelde partij [naam 1] (dagvaarding I)
wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 1] gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 1.000,00, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 26 juni 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, te betalen aan [naam 1] ;
wijst de vordering ten aanzien van
de immateriële schadevoor het overige deel af;
bepaalt dat de benadeelde partij ten aanzien van
de materiële schadeniet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
de schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 26 juni 2026 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 1] ;
bepaalt de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen als de verdachte niet voldoet aan zijn betalingsverplichtingen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partijen de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen;
de inbeslaggenomen goederen
verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten:
1. STK Revolver
(Omschrijving: PL1500-2023196437
Goednummer: 2976738, Bruni Olympic 38)
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op de geschorste bevelen tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N.I.S. Boers, kinderrechter, voorzitter,
mr. M.P. Meeuwisse, kinderrechter,
en mr. M.F.M. de Groot, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mrs. R. van Warners
en E.D.C. Donker Ladrón de Guevara, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 augustus 2024.