ECLI:NL:RBDHA:2024:12303

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
AWB 23-12486
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure inzake visum voor kort verblijf

In deze zaak heeft verzoekster, Fahmida, op 24 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar bezwaar tegen de weigering van een visum voor kort verblijf. De minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft op 1 december 2023 de aanvraag ingewilligd. Verzoekster heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), uitspraak gedaan zonder zitting, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was.

De rechtbank heeft de veroordeling van een partij in de proceskosten beoordeeld aan de hand van de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Aangezien de minister niet tijdig op de aanvraag heeft beslist en de aanvraag hangende het beroep is ingewilligd, is de rechtbank van oordeel dat de minister geheel aan het beroep van verzoekster tegemoet is gekomen. Het verzoek om proceskostenvergoeding is dan ook als kennelijk gegrond toegewezen.

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50 voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met een wegingsfactor van 0,5, omdat het beroep alleen betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. Daarnaast is de rechtbank van mening dat de minister verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184 te vergoeden. De uiteindelijke beslissing van de rechtbank is dat de minister in de proceskosten van verzoekster wordt veroordeeld tot een bedrag van € 437,50. Deze uitspraak is gedaan op 5 augustus 2024 door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier S.A. Sewratan, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/12486

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

Fahmida [verzoekster], verzoekster,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J. Singh),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

1. Verzoekster heeft op 24 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar bezwaar tegen de weigering van een visum voor kort verblijf.
2. Bij besluit van 1 december 2023 heeft verweerder de aanvraag ingewilligd.
3. Verzoekster heeft het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
4. Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

5. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
6. Nu verweerder niet binnen de hiervoor geldende termijn op de aanvraag van verzoekster heeft besloten en deze aanvraag hangende een beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ingewilligd, is verweerder geheel aan het beroep van verzoekster tegemoetgekomen.
7. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.
8. De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184 te vergoeden. Verzoekster zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 437,50 (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan op 5 augustus 2024 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van S.A. Sewratan, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.