ECLI:NL:RBDHA:2024:12302
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid van homoseksuele geaardheid en relatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 augustus 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Sierra Leoonse nationaliteit, heeft op 8 januari 2020 een asielaanvraag ingediend, waarbij hij stelt homoseksueel te zijn en te zijn mishandeld vanwege zijn geaardheid. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, die de geloofwaardigheid van eisers verklaringen over zijn seksuele geaardheid en de problemen die hij zou hebben ondervonden, betwistte. De rechtbank Groningen had eerder de afwijzing van de aanvraag gegrond verklaard, omdat de minister onvoldoende had gemotiveerd waarom de relatie van eiser met zijn gestelde partner in Nederland niet kon compenseren voor de onduidelijkheden in zijn verklaringen.
Na aanvullend gehoor heeft de minister de aanvraag opnieuw afgewezen, waarbij hij stelde dat eisers verklaringen inconsistent en ongeloofwaardig waren. Eiser voerde aan dat de vragen in het aanvullende gehoor niet relevant waren en dat de verschillen in verklaringen met zijn partner voortkwamen uit perceptieverschillen. De rechtbank oordeelde echter dat de minister voldoende had gemotiveerd waarom de gestelde homoseksualiteit en de relatie niet geloofwaardig waren. De rechtbank concludeerde dat de asielaanvraag terecht als ongegrond was afgewezen, en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak benadrukt het belang van consistente en geloofwaardige verklaringen in asielprocedures, vooral wanneer het gaat om gevoelige onderwerpen zoals seksuele geaardheid en relaties. De rechtbank heeft de beoordeling van de minister als zorgvuldig en voldoende gemotiveerd beschouwd, en heeft de afwijzing van de asielaanvraag bevestigd.