ECLI:NL:RBDHA:2024:12302

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.24336
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid van homoseksuele geaardheid en relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 augustus 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Sierra Leoonse nationaliteit, heeft op 8 januari 2020 een asielaanvraag ingediend, waarbij hij stelt homoseksueel te zijn en te zijn mishandeld vanwege zijn geaardheid. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, die de geloofwaardigheid van eisers verklaringen over zijn seksuele geaardheid en de problemen die hij zou hebben ondervonden, betwistte. De rechtbank Groningen had eerder de afwijzing van de aanvraag gegrond verklaard, omdat de minister onvoldoende had gemotiveerd waarom de relatie van eiser met zijn gestelde partner in Nederland niet kon compenseren voor de onduidelijkheden in zijn verklaringen.

Na aanvullend gehoor heeft de minister de aanvraag opnieuw afgewezen, waarbij hij stelde dat eisers verklaringen inconsistent en ongeloofwaardig waren. Eiser voerde aan dat de vragen in het aanvullende gehoor niet relevant waren en dat de verschillen in verklaringen met zijn partner voortkwamen uit perceptieverschillen. De rechtbank oordeelde echter dat de minister voldoende had gemotiveerd waarom de gestelde homoseksualiteit en de relatie niet geloofwaardig waren. De rechtbank concludeerde dat de asielaanvraag terecht als ongegrond was afgewezen, en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak benadrukt het belang van consistente en geloofwaardige verklaringen in asielprocedures, vooral wanneer het gaat om gevoelige onderwerpen zoals seksuele geaardheid en relaties. De rechtbank heeft de beoordeling van de minister als zorgvuldig en voldoende gemotiveerd beschouwd, en heeft de afwijzing van de asielaanvraag bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.24336

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H.C.Ch. Kneuvels),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 1 juni 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2024 op zitting behandeld. Hierbij waren aanwezig: eiser, gemachtigde van eiser, [naam 1] als tolk en de gemachtigde van verweerder. Verder was aanwezig [naam 2] , de gestelde partner van eiser.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1987 en de Sierra Leoonse nationaliteit te hebben. Hij heeft op 8 januari 2020 een asielaanvraag ingediend. Hieraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is. Hij heeft verklaard dat hij in een bar is betrapt met zijn vriend en vervolgens in elkaar is geslagen.
2. Met het beluit van 26 augustus 2021 heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen. Verweerder geloofde de gestelde homoseksualiteit van eiser en de in verband hiermee ondervonden problemen niet. Eiser had hierover onvoldoende verklaard. Deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, heeft op 9 oktober 2023 het beroep tegen het besluit van 26 augustus 2021 gegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom een (eventueel) geloofwaardige relatie tussen eiser en zijn gestelde partner in Nederland de ontoereikende verklaringen van eiser over andere thema’s uit de beoordeling niet zou kunnen compenseren. Verweerder heeft eiser hierna aanvullend gehoord.
3. Bij het bestreden besluit is de aanvraag nogmaals afgewezen als ongegrond. Hierbij heeft verweerder opnieuw overwogen dat eisers gestelde homoseksualiteit en de in verband hiermee gestelde problemen niet geloofwaardig zijn. Eisers verklaringen bieden volgens verweerder geen inzicht in eisers bewustwording van zijn seksuele gerichtheid en hoe hij daar vervolgens mee omging, ook in relatie tot zijn religieuze overtuiging. Ook heeft eiser onvoldoende verklaard over zijn eerdere en huidige relatie. Eiser heeft wisselende, tegenstrijdige, onlogische verklaringen heeft afgelegd. De inhoud van de door eiser overgelegde schriftelijke verklaringen van derden maakt aannemelijk dat eiser deelneemt aan bijeenkomsten van LHBTI, maar dit is onvoldoende om de vage en tegenstrijdige verklaringen over zijn seksuele geaardheid te compenseren. Nu de gestelde homoseksuele geaardheid niet aannemelijk is, doet dit afbreuk aan de geloofwaardigheid van het incident in de bar. Verder heeft eiser ook over dit incident opmerkelijke en niet aannemelijke verklaringen afgelegd.
4. Eiser kan zich niet vinden in het bestreden besluit en voert aan dat in het aanvullende gehoor dezelfde vragen zijn gesteld als in de eerdere gehoren. Bovendien zijn de verdiepende vragen niet relevant, omdat eerder al gedetailleerd is verklaard. Hierbij wordt verwezen naar de zienswijze. Verder worden de wisselende verklaringen over het begin van de relatie met zijn gestelde partner, [naam 2] , veroorzaakt door een verschil in perceptie van [naam 2] en eiser.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Verweerder heeft zijn beoordeling gebaseerd op de werkwijze zoals neergelegd in WI 2019/17 (WI). Hij is hierbij gemotiveerd ingegaan op de door eiser afgelegde verklaringen op de verschillende thema’s uit de WI. Verweerder heeft hierbij voldoende gemotiveerd welke tegenstrijdige, vage en oppervlakkige verklaringen er aan bijdragen dat de gestelde seksuele gerichtheid van eiser niet geloofwaardig is.
6. In het bestreden besluit heeft verweerder ook gereageerd op eisers zienswijze op de verschillende tegenwerpingen. Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank in beroep niet uitgelegd waarom deze reactie van verweerder niet toereikend zou zijn. Eiser stelt in beroep (nogmaals) dat dezelfde vragen zijn gesteld als in de eerste procedure, maar licht niet toe hoe dat van invloed zou moeten zijn op de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Voor zover eiser hiermee zou willen betogen dat verweerder zich ten onrechte niet heeft gericht op het beoordelen van de gestelde huidige relatie van eiser, overweegt de rechtbank dat het verweerder na de uitspraak van rechtbank van 9 oktober 2023 vrijstond om eiser aanvullend te horen en dat verweerder daarbij niet gehouden was zich te beperken tot het thema relaties. Nu de beoordeling van eisers geloofwaardigheid onder meer is gebaseerd op de verklaringen tijdens dit aanvullend gehoor, is het aan eiser om concreet te reageren op tegenwerpingen die aan die verklaringen zijn ontleend. Het in algemene zin verwijzen naar het standpunt in de eerdere beroepsprocedure is onvoldoende om die tegenwerpingen te weerleggen.
7. In het voornemen en bestreden besluit gaat verweerder in op de gestelde huidige relatie van eiser met [naam 2] . Daarbij wijst verweerder erop dat eiser en [naam 2] uiteenlopend en opmerkelijk verklaren, onder meer over het moment waarop zij elkaar voor het eerst hebben ontmoet en hoe hun relatie zich heeft ontwikkeld. Daarbij wijst verweerder erop dat eiser in eerste instantie geen contact met [naam 2] durfde te maken uit vrees voor de reacties van andere AZC-bewoners, terwijl hij anderzijds kort na het eerste contact met [naam 2] de hulp van LGBT Asylum Support heeft ingeschakeld om COA ertoe te bewegen hen als partners te laten samenwonen. Ook werpt verweerder tegen dat het opmerkelijk is dat eiser stelt toekomstplannen te hebben met [naam 2] maar daarnaast zegt niet te hebben stilgestaan bij diens biseksualiteit. Verweerder heeft met deze beoordeling gemotiveerd uiteengezet waarom de gestelde relatie tussen eiser en [naam 2] volgens hem niet geloofwaardig is, en dat daarom ook geen sprake is van compensatie voor verklaringen die onvoldoende zijn geacht. De enkele algemene stelling in het aanvullend beroepschrift dat de verschillen tussen de verklaringen van eiser en [naam 2] het gevolg zijn van hun uiteenlopende perceptie kan dit niet weerleggen en leidt dan ook niet tot een geslaagd beroep.
8. Verweerder heeft de seksuele gerichtheid en de in verband hiermee gestelde problemen van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. De asielaanvraag is daarom terecht afgewezen als ongegrond.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 5 augustus 2024 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.