Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2024 in de zaak tussen
[eiseres] , v-nummer: [nummer] , eiseres
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Bekering tot het christendom;
- Betrokkene heeft in Nederland een kind gekregen van een man die niet haar wettige echtgenoot is.
- De motieven voor en het proces van bekering;
- De kennis van het nieuwe geloof, en;
- De activiteiten, zoals bezoeken aan religieuze bijeenkomsten die een persoon onderneemt binnen de nieuwe geloofsovertuiging en het effect van de veranderingen.
Over de verklaringen die eiseres in tweede asielprocedure heeft afgelegd stelt de minister zich niet ten onrechte op het standpunt dat haar verklaring van destijds, namelijk dat zij zich niet wou conformeren aan regels en niet gelooft in religies niet rijmen met haar gestelde bekering tot het christendom. Deze omstandigheid maakt volgens de minister dat op voorhand afbreuk wordt gedaan aan eiseres haar verklaringen over bekering naar het christendom. De minister vindt verder niet ten onrechte opmerkelijk dat de bekering van eiseres zich in de periode van juli 2018 tot september 2018, dus in een tijdsspanne van een paar maanden heeft voltrokken. De minister wijst erop dat van iemand die kritisch staat tegenover religie wordt verwacht dat zij eerst grondig onderzoek doet alvorens zich te bekeren. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat deze vaststelling blijk geeft van een subjectief oordeel van de beslisambtenaar. Dit standpunt is immers gebaseerd op haar verklaringen uit de tweede procedure. Bovendien heeft eiseres niet betwist dat geen sprake is geweest van een dergelijk grondig onderzoek. De minister wijst verder niet ten onrechte op de omstandigheid dat eiseres gedurende haar tweede asielprocedure heeft verklaard een goed gevoel te hebben bij het atheïst zijn, maar dat in de huidige procedure ontkent. [10] De minister wijst erop dat gedurende de tweede asielprocedure uit niets bleek dat er een spirituele zoektocht aan de gang was, die nu heeft geleid tot de door eiseres gestelde bekering tot het christendom. Eiseres heeft gedurende haar tweede asielprocedure verklaard zichzelf te hebben gevonden in haar atheïsme en daarvan overtuigd te zijn, terwijl zij daarop nu is teruggekomen. De rechtbank stelt vast dat eiseres hier niets tegenover heeft gesteld. De minister heeft zich dan ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de ongeloofwaardige geachte verklaringen de afvalligheid van eiseres op voorhand afbreuk doen aan haar verklaringen over haar bekering tot het christendom.
Verder stelt de rechtbank vast dat het standpunt van de minister dat de verklaringen van eiseres in het aanvullend gehoor geen blijk geeft van toegenomen kennis van het geloof evenmin in beroep is bestreden.