ECLI:NL:RBDHA:2024:12292

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
6 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.24770
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Turkse Koerd wegens onvoldoende geloofwaardige vervolgingsvrees

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Turkse Koerd, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser had op 2 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 21 mei 2024 afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 23 juli 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk. Eiser stelt dat hij vanwege zijn Koerdische afkomst in Turkije geen rechten heeft en dat hij is lastiggevallen door de autoriteiten. Hij heeft verschillende opleidingen gevolgd en is betrokken geweest bij de HDP, een politieke partij in Turkije. Verweerder heeft echter de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas betwist en concludeerde dat de asielaanvraag ongegrond was.

De rechtbank oordeelt dat verweerder op goede gronden heeft kunnen oordelen dat de asielaanvraag van eiser niet geloofwaardig is. Eiser heeft weliswaar problemen ondervonden vanwege zijn etniciteit, maar de rechtbank is van mening dat hij niet zodanig ernstig is beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij niet kan functioneren in de maatschappij. De rechtbank wijst erop dat eiser in staat is geweest om te studeren en te werken, wat tegen de stelling van vervolging indruist. Bovendien heeft eiser inconsistenties vertoond in zijn verklaringen over zijn betrokkenheid bij de HDP en de PKK, wat de geloofwaardigheid van zijn relaas verder ondermijnt.

De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.24770

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. A.A. Ubbergen),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. S. Imami).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Hij heeft op 2 oktober 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 21 mei 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond. Ook heeft verweerder een terugkeerbesluit opgelegd.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 23 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, A. Zengin als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
2. Eiser stelt de Turkse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1992. Eiser heeft van 2013 tot 2016 gestudeerd aan de Inönu universiteit. Daar waren veel conflicten tussen studenten. Daarna heeft eiser gestudeerd van 2017 tot en met 2018 aan de Afyon universiteit. Vervolgens heeft eiser een training van 7 maanden gedaan in het kader van internationale medische dienstverlening. Eiser kon daar geen werk in vinden en is zijn ouders gaan helpen bij de boerderij. Daar werd hij lastig gevallen door militairen en regelmatig voor een paar dagen vastgezet. Eiser werd ervan beschuldigd voor de PKK te werken. Tussendoor heeft eiser bij verschillende bedrijven gewerkt, maar werd hij vaak ontslagen vanwege zijn Koerdische afkomst.
2.1.
Eiser heeft asiel aangevraagd omdat hij als Koerd in Turkije geen rechten heeft. Hij is bij een tweetal bijeenkomsten van de HDP aanwezig geweest. Ook is een oom van eiser in 1994 door de Turkse autoriteiten meegenomen en spoorloos verdwenen. [1]
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen: 1) Identiteit, nationaliteit en herkomst; 2) Problemen wegens Koerdische etniciteit; 3) Verdenking en aanhouding door de Turkse autoriteiten van het hebben van banden met PKK; 4) Betrokkenheid bij HDP en 5) Verdenking op het hulp bieden aan terroristen.
3.1.
Verweerder heeft het eerste element geloofwaardig geacht en alle overige elementen niet geloofwaardig geacht. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen.
Wat vindt eiser?
4. Door de discriminatie in zijn land van herkomst kan eiser niet op het niveau functioneren waarvoor hij is opgeleid. Eiser voert aan dat hij niet uit vrije wil dieren kocht en verkocht. Dit was de enige weg die hem als Koerd nog openstond nadat hij verschillende malen was ontslagen. Ook mocht eiser geen Koerdisch spreken en is er geen vrijheid van meningsuiting. Ten aanzien van de banden met de PKK voert eiser aan dat hij opdrachten kreeg van de PKK. Hij moest de PKK informeren over wat er gaande was in de Turkse politiek en mensen overtuigen zich bij de PKK aan te sluiten. Eiser is meegenomen naar het bureau, maar hier is geen proces-verbaal van opgemaakt, juist omdat eiser onrechtmatig was meegenomen door de politie. Over de betrokkenheid bij de HDP voert eiser aan dat hij betrokken was bij de beveiliging van twee bijeenkomsten. Ter onderbouwing heeft eiser pasjes overgelegd. Ook is hij bij bijeenkomsten in zowel de gemeente als de provincie geweest. Toen eiser opgepakt werd vanwege zijn betrokkenheid bij de PKK, werd zijn telefoon uitgelezen. Zo weten de Turkse autoriteiten ook van zijn betrokkenheid bij de HDP. Ten aanzien van de verdenking dat eiser hulp biedt aan terroristen voert eiser aan deze verdenking voortvloeit uit zijn betrokkenheid bij de HDP en PKK. Daarnaast is zijn oom in 1994 vermoord. Deze oom was lid van de PKK. Door zijn familieband staat eiser nu ook in de negatieve belangstelling van de autoriteiten.
Beoordeling door de rechtbank
Element 2: problemen wegens Koerdische etniciteit
5. Om de door eiser gestelde discriminatie als daad van vervolging aan te kunnen merken, moet hij zodanig ernstig worden beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren. [2] Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op goede gronden kunnen oordelen dat deze hoge lat niet is gehaald. Eiser heeft immers kunnen studeren en werken, eerst in loondienst en daarna als zelfstandige. Eiser zou op enig moment ontslagen zijn geweest, maar onduidelijk is wat daar de beweegredenen voor zijn geweest. Dat eiser, die universitair geschoold is, daarmee onder het niveau van zijn diploma moest werken, is onvoldoende om te concluderen dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kon functioneren. Dat eiser met de officiële instanties in het Turks moest communiceren is – ook als dat zo is – daarvoor evenmin doorslaggevend.
Element 3: Verdenking en aanhouding door de Turkse autoriteiten van het hebben van banden met PKK
6. Verder oordeelt de rechtbank dat verweerder ook het derde element niet geloofwaardig heeft mogen achten. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiser tijdens het nader gehoor niet, en in de zienswijze slechts vaag en summier heeft verklaard over de opdrachten die hij voor de PKK zou hebben moeten verrichten of hoe hij die opdrachten heeft ontvangen en wat hierbij allemaal is besproken. Ook heeft eiser vaag en summier verklaard over zijn gestelde arrestaties. Weliswaar is te volgen dat er geen proces-verbaal zou zijn opgemaakt van onrechtmatige aanhoudingen, maar dat neemt niet weg dat er desondanks vaag en summier is verklaard. Eiser heeft verklaard dat de politie hem vragen heeft gesteld, dat zijn telefoon is afgepakt en geformatteerd en dat hij deze niet heeft teruggekregen. Waarom eiser in de negatieve belangstelling van de autoriteiten is komen te staan, heeft hij echter niet goed duidelijk kunnen maken. Zo heeft hij zelf verklaard dat er geen bijzondere bestanden op zijn telefoon stonden, dat de politie onvoldoende bewijs had om hem langer vast te houden en dat tegen hem geen strafvervolging is ingesteld. Zijn verklaring dat je in de problemen kan komen als je met iemand op de foto staat die (mogelijk) ook in de problemen komt, is onvoldoende concreet en niet nader onderbouwd.
In de beroepsgronden heeft eiser zijn stellingen niet (veel) concreter gemaakt en ook niet verder onderbouwd. De vraag of eiser überhaupt een sociale media-account had, wat door verweerder wordt betwist, behoeft geen bespreking meer nu de gestelde inhoud niet tot een ander oordeel zou leiden.
Element 4: Betrokkenheid bij HDP
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ook dit vierde element ‘betrokkenheid bij HDP’ niet geloofwaardig mogen achten. Anders dan de gemachtigde van eiser heeft betoogd, stelt de rechtbank aan de hand van de overgelegde HDP passen, de verklaring van eiser tijdens het nader gehoor en zijn verklaring ter zitting vast dat eiser bij zeker twee bijeenkomsten van de HDP betrokken was als veiligheidsmedewerker en/of beveiliger van toespraakhouders. Maar daaruit volgt slechts dat hij een faciliterende rol had en niet dat hij deel uitmaakte van de HDP. Dat een HDP lidmaatschap vereist zou zijn om als veiligheidsmedewerker te werken volgt de rechtbank zonder nadere onderbouwing niet. Eiser heeft tijdens het nader gehoor uitdrukkelijk aangegeven geen lid te zijn van de HDP. [3] Dit is niet gecorrigeerd bij de ingediende correcties en aanvullingen. In zijn zienswijze van 24 april 2024 heeft eiser aangegeven dat hij wel deelnam aan activiteiten en bijeenkomsten van de HDP en bij de partij hoorde maar geen actief lid was. In beroep heeft eiser vervolgens aangegeven dat hij wel lid was van de HDP. De rechtbank stelt vast dat eiser gedurende zijn asielprocedure wisselend heeft verklaard over zijn lidmaatschap van de HDP en zijn rol daarbij steeds groter lijkt te maken. Ook dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van eisers relaas. De rechtbank volgt eiser dan ook niet in zijn stelling dat hij nog aan meer bijeenkomsten en activiteiten heeft deelgenomen, ook omdat hier summier over is verklaard en zijn verklaringen in het geheel niet zijn onderbouwd. Verder acht de rechtbank niet aannemelijk dat het woord ‘veiligheidsmedewerker’ verkeerd is vertaald, nu bij het nader gehoor gebruik is gemaakt van een registertolk. In het proces-verbaal van het nader gehoor is opgenomen dat de tolk de aard en inhoud van de HDP passen heeft bevestigd.
Element 5: Verdenking op het hulp bieden aan terroristen.
8. Ter zitting hebben beide partijen bevestigd dat de geloofwaardigheid van dit element ‘verdenking op het hulp bieden aan terroristen’ samenhangt met geloofwaardigheid van de elementen 3 en 4. De HDP en met name de PKK zijn immers de organisaties waar eiser hulp aan zou hebben geboden. Dat deze relevante elementen ongeloofwaardig zijn bevonden, heeft verweerder mogen betrekken bij de geloofwaardigheidsbeoordeling van dit element. Verder heeft verweerder ongeloofwaardig mogen vinden dat eiser in de negatieve belangstelling van de Turkse autoriteiten zou staan vanwege eisers gestelde oom die in 1994 zou zijn vermoord. Daarbij heeft verweerder mee mogen wegen dat de familieband met de gestelde oom aan de hand van de overgelegde stukken niet kan worden vastgesteld. Maar ook als de familieband wel zou zijn aangetoond, is deze band op zichzelf – mede gelet op het tijdsverloop van ongeveer 30 jaren – onvoldoende om te concluderen dat eiser vanwege deze band door de autoriteiten wordt verdacht het bieden van hulp aan terroristen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, gelet op het bovenstaande, ook dit element ongeloofwaardig mogen achten.

Conclusie en gevolgen

9. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Smeets, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van verhoor, p. 1.
2.Paragraaf C2/3.2. Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000.
3.Nader gehoor, bladzijde 13.