ECLI:NL:RBDHA:2024:12248

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
5 augustus 2024
Zaaknummer
SGR 23/7668
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een verzoek op grond van de Wet open overheid met betrekking tot persoons- en tenuitvoerleggingsgegevens

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 10 juli 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek op basis van de Wet open overheid (Woo) beoordeeld. Eiser, die in detentie zit, had op 22 februari 2023 een verzoek ingediend om openbaarmaking van informatie met betrekking tot zijn overplaatsing naar een andere penitentiaire inrichting en de vermeende incidenten die bij deze beslissing betrokken waren. Verweerder, de minister voor Rechtsbescherming, had het verzoek afgewezen op grond van artikel 5.1 van de Woo, maar wijzigde later zijn standpunt en stelde dat het verzoek niet in behandeling had moeten worden genomen op basis van artikel 8.8 van de Woo, omdat de gevraagde informatie onder de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) valt.

De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit rechtmatig is en verklaart het beroep ongegrond. De rechtbank legt uit dat de documenten waar eiser om verzoekt, vallen onder de definitie van persoons- en tenuitvoerleggingsgegevens, en dat de Woo niet van toepassing is in dit geval. Eiser had niet onderbouwd welke stukken onder de Woo zouden vallen en de rechtbank volgt hem niet in zijn betoog dat niet alle stukken onder de Wjsg zouden vallen. De rechtbank concludeert dat verweerder op goede gronden het verzoek niet in behandeling heeft genomen en dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht.

De uitspraak benadrukt de toepassing van de Wjsg en de beperkingen die deze wet oplegt aan de openbaarmaking van gegevens. Eiser kan tegen deze uitspraak in hoger beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/7668

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. T.D.D. Loeffen),
en

de minister voor Rechtsbescherming, verweerder

(gemachtigde: mr. E.W.B. Wilting).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo).
1.1.
Verweerder heeft het verzoek met het besluit van 8 mei 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 4 oktober 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser zit in detentie. Nadat aan hem een ordemaatregel was opgelegd voor het verstoren van de orde is hij in 2022 overgeplaatst naar een andere penitentiaire inrichting (PI). Eiser heeft aan verweerder op 22 februari 2023 op basis van de Woo een verzoek gedaan. Hij vroeg om openbaarmaking van alle informatie die gaat over of betrekking heeft op (de voorbereiding van) de overplaatsingsbeslissing van 25 oktober 2022 en het onderzoek naar de vermeende incidenten die bij de besluitvorming zouden zijn betrokken. Eiser heeft expliciet verzocht om:
- Informatie uit het inrichtingsdossier, zoals alle dagrapportages die betrekking hebben op het vorenstaande;
- Interne en externe correspondenties (zoals e-mails, brieven, memo’s, rapporten, aantekeningen in dossiers, etc.) tussen personeelsleden, de vestigingsdirecteur en de Dienst Justitiële Inrichtingen die betrekking hebben op het vorenstaande;
- Interne en externe adviezen, notities en correspondentie daaromtrent van ingeschakelde adviseurs, deskundigen, juristen, consultants, et cetera die betrekking hebben op het vorenstaande;
- Alle overige documenten die betrekking hebben op het vorenstaande.
2.1.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder gemotiveerd dat hij ten onrechte het verzoek heeft afgewezen op grond van artikel 5.1, eerste lid onder d, van de Woo. Verweerder heeft zijn standpunt gewijzigd en besloten dat hij het verzoek niet in behandeling had moeten nemen op grond van artikel 8.8 van de Woo en de bijlage die hoort bij dit artikel.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het besluit. Eiser meent dat verweerder de Woo had moeten toepassen en een inventarisatielijst had moeten verstrekken. Volgens eiser valt namelijk niet alle verzochte informatie onder de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg). Verweerder is bij de beoordeling van het verzoek enkel uitgegaan van de informatie uit het inrichtingsdossier, maar de reikwijdte van de verzochte informatie strekt veel verder. De verzochte informatie was ook geen limitatieve opsomming, maar heeft betrekking op alle informatie rustend onder verweerder die gaat over de (voorbereiding van) de overplaatsingsbeslissing en de gestelde vermeende incidenten. Ook wijst eiser erop dat het besluit op bezwaar niet correct is bekendgemaakt, omdat dat besluit niet is toegezonden. Eiser heeft op tijd beroep kunnen instellen, maar dat betekent niet dat het geen enkele gevolgen voor eiser heeft gehad.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank vindt dat het bestreden besluit rechtmatig is. Het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is de Woo of de Wjsg van toepassing op het verzoek van eiser?
5.1
De wettekst van artikel 8.8 van de Woo is duidelijk: de daarin genoemde bepalingen [1] van de Woo zijn niet van toepassing op informatie waarvoor een bepaling geldt die is opgenomen in de bijlage bij deze wet. De Wjsg is opgenomen als bijzondere regeling in de bijlage bij artikel 8.8 van de Woo. Dit betekent dat de Woo niet van toepassing is als de titels 2 tot en met 3b van de Wjsg gelden. Deze titels zien onder meer op de verwerking van tenuitvoerleggingsgegevens en persoonsgegevens. [2] ‘Persoonsgegevens’ houden in: alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon. Onder ‘tenuitvoerleggingsgegevens’ vallen: persoonsgegevens of gegevens over een rechtspersoon inzake de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen, die in een dossier of een ander gegevensbestand zijn of worden verwerkt. [3] De persoonsgegevens in het penitentiair dossier of inrichtingsdossier worden ook als tenuitvoerleggingsgegevens gekwalificeerd. [4]
De rechtbank stelt vast dat de documenten waar eiser om verzoekt, vallen onder persoons- en tenuitvoerleggingsgegevens. Alle opgevraagde documenten gaan over de overplaatsing van eiser naar een andere PI en dus over de tenuitvoerlegging van de straf. Eiser heeft niet onderbouwd welke stukken dan wel onder de Woo zouden vallen en waarom. De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn betoog dat niet alle stukken onder de Wjsg zouden vallen, omdat verweerder alleen naar het penitentiair- en het inrichtingsdossier zou hebben gekeken. Bij tenuitvoerleggingsgegevens gaat het namelijk niet alleen om gegevens die in een dossier staan, maar ook gegevens uit een ander gegevensbestand. Daarvoor gelden de bepalingen van de Wjsg en dus is de Woo niet van toepassing. Verweerder heeft daarom op goede gronden het verzoek niet in behandeling genomen. Op de zitting is gebleken dat verweerder inmiddels ook een besluit heeft genomen op grond van de Wjsg. Een daartegen ingesteld beroep wordt in verband met een overplaatsing van eiser behandeld bij een andere rechtbank. Verder heeft de gemachtigde van verweerder erop gewezen dat tegen de overplaatsing beroep kan worden ingesteld bij de Raad voor de strafrechtspleging en eiser ook langs die weg kennis krijgt van daarop betrekking hebbende documenten.
5.2.
Verweerder heeft tijdens de zitting aangekaart dat verweerder een andere beoordeling had toegepast als eiser expliciet een verzoek had gedaan op grond van artikel 5.5 van de Woo. Los van de vraag of eiser expliciet een beroep had moeten doen op dat artikel, concludeert de rechtbank dat dit eiser niet zou baten. De memorie van toelichting [5] bij artikel 5.5 van de Woo vermeldt:
“Artikel 5.5 is bedoeld als een vangnetbepaling. Met de term «onverminderd het elders bij wet bepaalde» wordt duidelijk gemaakt dat een andere regeling betreffende op een verzoeker betrekking hebbende gegevens voorrang heeft. Artikel 5.5 Woo is niet opgenomen in de in artikel 8.8 opgenomen opsomming van artikelen van de Woo die niet van toepassing zijn in geval van de op de bijlage bij artikel 8.8 opgenomen uitputtende regimes, omdat niet alleen uitputtende openbaarheidsregimes in de weg staan aan de toewijzing van een verzoek om informatie over de verzoeker, maar ook uitputtend bedoelde verstrekkingsregimes. Anderzijds bestaat bij een uitputtend bedoeld openbaarheidsregime, zoals artikel 67 Awr of artikel 74 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, geen grond ook artikel 5.5 Woo uit te sluiten. De regimes van bijvoorbeeld de Wet politiegegevens of de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens staan aan de toepassing van artikel 5.5 Woo in de weg, omdat die wetten niet alleen de openbaarheid uitputtend beperken, maar ook de individuele verstrekkingen.”
Had eiser een kostenvergoeding in bezwaar moeten ontvangen?
6. Van herroepen in de zin van artikel 7:15, tweede lid Awb is alleen sprake indien het besluit, waartegen het bezwaar is gericht, wordt gewijzigd wat betreft het daarbij beoogde of geweigerde rechtsgevolg. [6] Daarvan is hier geen sprake. Een bestuursorgaan heeft in het kader van de heroverweging in bezwaar ruime herstelmogelijkheden, waaronder ook de verbetering van de grondslag van een besluit. [7] Verweerder heeft alleen de wettelijke grondslag van het besluit verbeterd, maar niet het rechtsgevolg gewijzigd. Verweerder wees namelijk het verzoek van eiser nog steeds af. Daarom is er geen sprake van een herroeping in de zin van de Awb. Eiser heeft daarom geen recht op vergoeding van zijn kosten in bezwaar.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de gevraagde informatie niet diende te verstrekken en het besluit dus in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. E.J.C. Korbee, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Namelijk artikelen 3.1, 3.3, 4.1, 5.1, eerste, tweede en vijfde lid en 5.2 van de Woo.
2.Zie artikel 1 sub d en i van de Wjsg.
3.Zie artikel 1 sub d van de Wjsg.
4.Zie Kamerstukken 34889, nr. 3 onder 9.1.
5.Zie Kamerstuk 35112, nr. 9 onder ‘Onderdeel U (artikel 5.5, eerste lid, Woo)’.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State (de Afdeling) van 11 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:91, r.o. 4.2
7.Zie artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).