ECLI:NL:RBDHA:2024:12248
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een verzoek op grond van de Wet open overheid met betrekking tot persoons- en tenuitvoerleggingsgegevens
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 10 juli 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek op basis van de Wet open overheid (Woo) beoordeeld. Eiser, die in detentie zit, had op 22 februari 2023 een verzoek ingediend om openbaarmaking van informatie met betrekking tot zijn overplaatsing naar een andere penitentiaire inrichting en de vermeende incidenten die bij deze beslissing betrokken waren. Verweerder, de minister voor Rechtsbescherming, had het verzoek afgewezen op grond van artikel 5.1 van de Woo, maar wijzigde later zijn standpunt en stelde dat het verzoek niet in behandeling had moeten worden genomen op basis van artikel 8.8 van de Woo, omdat de gevraagde informatie onder de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) valt.
De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit rechtmatig is en verklaart het beroep ongegrond. De rechtbank legt uit dat de documenten waar eiser om verzoekt, vallen onder de definitie van persoons- en tenuitvoerleggingsgegevens, en dat de Woo niet van toepassing is in dit geval. Eiser had niet onderbouwd welke stukken onder de Woo zouden vallen en de rechtbank volgt hem niet in zijn betoog dat niet alle stukken onder de Wjsg zouden vallen. De rechtbank concludeert dat verweerder op goede gronden het verzoek niet in behandeling heeft genomen en dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht.
De uitspraak benadrukt de toepassing van de Wjsg en de beperkingen die deze wet oplegt aan de openbaarmaking van gegevens. Eiser kan tegen deze uitspraak in hoger beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.