Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser/verzoeker,
Procesverloop
Beslissing
Overwegingen
Tegen de beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.
Rechtbank Den Haag
Op 5 juli 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de zaak op 2 augustus 2024 behandeld in Groningen, waar eiser aanwezig was met zijn gemachtigde, mr. M.R. van der Pol, en de minister vertegenwoordigd was door mr. J.D. Albarda. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
De rechtbank oordeelt dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat eiser enkel economische motieven aan zijn aanvraag ten grondslag heeft gelegd. De rechtbank stelt vast dat eisers verklaringen geen aanknopingspunten bieden voor de gronden voor verlening van de asielvergunning. Eiser beroept zich op zijn sociaaleconomische omstandigheden in Turkmenistan, maar de rechtbank concludeert dat dit onvoldoende is om aan te nemen dat hij bij terugkeer in Turkmenistan in strijd met artikel 3 van het EVRM zal worden behandeld.
De rechtbank wijst het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze mondelinge uitspraak. De uitspraak is openbaar gemaakt op 2 augustus 2024 door mr. V.A.G. van Dijk, in aanwezigheid van griffier mr. L.J. van der Veen.