Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 augustus 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] (Kenia), eiser
de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Is het beroep ontvankelijk?
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 7 augustus 2024, in de zaak tussen eiser, een inwoner van Kenia, en de minister van Buitenlandse Zaken, wordt het beroep van eiser tegen de buiten behandelingstelling van zijn paspoortaanvraag beoordeeld. De minister had de aanvraag op 7 juli 2021 buiten behandeling gesteld en het bezwaar van eiser ongegrond verklaard in een besluit van 22 juli 2022. Eiser heeft op 31 augustus 2023 beroep ingesteld, maar de rechtbank moet eerst vaststellen of dit beroep tijdig is ingediend.
De rechtbank concludeert dat de paspoortaanvraag van eiser buiten behandeling is gesteld omdat zijn identiteit en nationaliteit niet konden worden vastgesteld. Eiser stelde dat hij het besluit van 22 juli 2022 'pas onlangs' had ontvangen, maar de rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit op juiste wijze is bekendgemaakt, zowel per aangetekende post als per e-mail. Eiser had eerder per e-mail gecommuniceerd met de minister, wat de rechtbank als bewijs ziet van een bestendige e-mailpraktijk.
Aangezien het beroep meer dan een jaar na het bestreden besluit is ingesteld, is het niet binnen de wettelijke termijn van zes weken ingediend. De rechtbank oordeelt dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is, en wijst de stelling van eiser dat een e-mail met een grote bijlage niet ontvangen kan worden als onvoldoende af. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.