ECLI:NL:RBDHA:2024:12218

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2024
Publicatiedatum
5 augustus 2024
Zaaknummer
09/089347-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in jeugdstrafzaak wegens openlijk in vereniging geweld plegen

Op 8 augustus 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte die op 31 maart 2023 betrokken was bij een vechtpartij op een tramhalte in Den Haag. De verdachte had met zijn telefoon filmopnames gemaakt van de vechtpartij, waarbij de medeverdachte het slachtoffer had geslagen en gestoken. De officier van justitie eiste een voorwaardelijke werkstraf van 60 uur, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte geen actieve bijdrage aan het geweld had geleverd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel hij aanwezig was en filmde, geen significante bijdrage aan het geweld had geleverd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet kan worden aangemerkt als iemand die 'in vereniging' geweld pleegt, en sprak hem vrij van de tenlastelegging. Tevens werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde werkstraf afgewezen, omdat de verdachte niet was veroordeeld voor het nieuwe feit. De rechtbank hefte het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 09/089347-23 en 09/038691-21 (tul)
Datum uitspraak: 8 augustus 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[de verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedag] 2006 te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres], [postcode] [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzitting van 25 juli 2024.
De officier van justitie in deze zaak is mr. B.A.C. Looijestijn en de advocaat van de verdachte is mr. K. Renssen. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 maart 2023 te Den Haag openlijk,
op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten de tramhalte boven de
Prinses Beatrixlaan, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het
publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, [naam],
door
- met [medeverdachte] in zijn directe nabijheid direct op die [naam] af te
stappen en/of
- getalsmatig overwicht te vormen aan de zijde van die [medeverdachte], die in een
vechtpartij verwikkeld raakte/ was met die [naam], en/of
- zich zeer dicht bij de vechtpartij op te houden en/of (daarbij) met zijn telefoon
deze vechtpartij te filmen en/of
- met [medeverdachte] achter [naam] aan te rennen toen deze vluchtte.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Door de vechtpartij tussen de medeverdachte en het slachtoffer te filmen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan het tenlastegelegde feit, te weten: openlijke geweldpleging. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie, met een proeftijd van 2 jaren.
Op specifieke standpunten van de officier van justitie zal hierna, voor zover relevant, nader worden ingegaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. De verdachte is slechts bij de vechtpartij aanwezig geweest en heeft op enige afstand gefilmd. Hoewel de verdachte zich niet actief heeft onttrokken aan de vechtpartij, heeft de verdachte niet gezorgd voor een getalsmatige versterking doordat hij op enige afstand van de vechtpartij is gebleven. Daarnaast kan niet van een groep worden gesproken, nu slechts de medeverdachte en het slachtoffer met elkaar aan het vechten waren. De verdachte heeft geen bijdrage geleverd aan het openlijk geweld.
Op specifieke (bewijs)verweren van de raadsman zal hierna, voor zover relevant, nader worden ingegaan.
3.3
Vrijspraak
Op 31 maart 2023 heeft er op de tramhalte boven de Prinses Beatrixlaan in Den Haag een vechtpartij plaatsgevonden. Hierbij is [naam] (hierna: het slachtoffer) door [medeverdachte] (hierna: de medeverdachte) geslagen en is hij door de medeverdachte gestoken met een mes. De verdachte heeft verklaard dat hij hierbij aanwezig was en dat hij een deel van de vechtpartij heeft gefilmd met zijn mobiele telefoon.
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Uit het procesdossier, de camerabeelden en het onderzoek ter terechtzitting blijkt het volgende. De verdachte en de medeverdachte zijn op 31 maart 2023 uit de tram gestapt, waarna zij direct op het slachtoffer zijn afgelopen. Kort hierna heeft de medeverdachte het slachtoffer geslagen, waarna er een vechtpartij tussen de medeverdachte en het slachtoffer is ontstaan. Hierbij zijn zij bij de tramhalte heen en weer gerend en zijn er over en weer klappen uitgedeeld. De medeverdachte had een mes bij zich, waarmee hij het slachtoffer heeft gestoken. De verdachte heeft zich in eerste instantie niet met de vechtpartij bemoeit door op een afstand te blijven kijken. Daarna heeft de verdachte de medeverdachte opgezocht, hem geprobeerd tegen te houden en hem weg te leiden van het slachtoffer. Toen dit hem niet lukte heeft de verdachte met zijn telefoon filmopnames van de vechtpartij gemaakt, waarvoor hij ook achter de verdachte en het slachtoffer aan is gerend.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte aan het openlijk geweld tegen het slachtoffer geen fysieke bijdrage heeft geleverd. Hij heeft van enige afstand een deel van het vechten gefilmd, naar eigen zeggen omdat het slachtoffer dit eerder ook heeft gedaan bij hem en de medeverdachte. Het samen met de medeverdachte naar het slachtoffer toelopen, het filmen van het incident op een afstand en het hiertoe achter de vechtenden aanrennen leidt niet tot de conclusie dat de verdachte voor getalsmatige versterking heeft gezorgd. Door het filmen heeft hij evenmin een (intellectuele) bijdrage geleverd aan het geweld, ook niet als verdachte daarbij zou hebben gezien dat zijn medeverdachte een mes trok. Dat de verdachte door het filmen zou hebben bijgedragen aan een sfeer waarin de medeverdachte tot geweld over kon gaan, is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. Van enige andere bijdrage blijkt niet. Hij heeft de medeverdachte niet aangemoedigd tot het gebruik van geweld. Integendeel, de verdachte heeft niets gezegd tijdens het filmen en heeft zelfs in eerste instantie deëscalerend opgetreden door te proberen de medeverdachte ervan te weerhouden verder geweld te plegen tegen het slachtoffer.
Hoewel de rechtbank het gedrag van de verdachte kwalijk vindt, kan dit niet worden gekwalificeerd als het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. Het voorgaande leidt naar het oordeel van de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte geen voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het tenlastegelegde geweld. Het ten laste gelegde kan daarom niet worden bewezen en de verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 10 mei 2021 van de kinderrechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van mishandeling veroordeeld tot een werkstraf van 60 uur, waarvan 30 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 24 mei 2021.
4.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijk opgelegde werkstraf van 30 uren ten uitvoer wordt gelegd wegens het niet naleven van de algemene voorwaarde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt primair, gelet op de bepleite vrijspraak, de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, kan niet worden geoordeeld dat de verdachte de algemene voorwaarde heeft overtreden. Daarom zal de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.

5.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
de vordering tenuitvoerlegging
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 10 mei 2021 van de kinderrechter in deze rechtbank, gewezen onder parketnummer 09/038691-21, aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke werkstraf;
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. van der Harg, kinderrechter, voorzitter,
mr. R. van Zeijst-Repelaer van Driel, kinderrechter,
en mr. M.J. Bouwman, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.P.M. van der Hoorn, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 augustus 2024.
Mr. M.J. Bouwman is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.