ECLI:NL:RBDHA:2024:12204

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
5 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.19110
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Somalië wegens onvoldoende geloofwaardigheid van de vrees voor Al-Shabaab

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juli 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Somalische minderjarige, had op 11 oktober 2022 een asielaanvraag ingediend, omdat hij vreesde voor vervolging door Al-Shabaab. De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat zijn aanvraag op 26 april 2024 was afgewezen, ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de vrees van eiser voor Al-Shabaab niet geloofwaardig was. Verweerder had in het bestreden besluit overwogen dat de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig waren, maar dat de problemen met Al-Shabaab niet konden worden aangenomen. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de stelling dat hij onder dwang door Al-Shabaab zou zijn gerekruteerd, niet gevolgd. Eiser had onvoldoende bewijs geleverd dat zijn herkomstgebied volledig onder controle van Al-Shabaab stond en dat hij bij terugkeer een reëel risico op ernstige schade zou lopen. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had geoordeeld dat eiser geen recht had op asiel en dat het bestreden besluit in stand bleef. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.19110

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] ,

V-nummer: [V-nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. A.W.J. van der Meer),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. L.S. Hartog).

Inleiding

1. Bij besluit van 26 april 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen.
2. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
3. De rechtbank heeft het beroep op 13 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [tolk] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser tegen het bestreden besluit. Dit doet zij aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
6. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 2006 en de Somalische nationaliteit te hebben. Op 11 oktober 2022 heeft eiser in Nederland een asielaanvraag ingediend. Als reden voor zijn asielaanvraag heeft hij opgegeven dat hij is gevlucht uit Somalië uit angst voor Al-Shabaab. Eiser stelt dat hij heeft geweigerd om zich bij Al-Shabaab aan te sluiten. Leden van Al-Shabaab zijn vervolgens naar eisers halfbroer gegaan. Eisers halfbroer heeft niet ingestemd met het verzoek van Al-Shabaab om eiser zich bij hen te laten aansluiten. Eisers halfbroer is vervolgens door Al-Shabaab vermoord. Eiser is gevlucht. Hij is bang om terug te keren, omdat hij vreest te worden vermoord door Al-Shabaab.
Het bestreden besluit
7. Bij het bestreden besluit van 26 april 2024 heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als ongegrond. [1] Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen: 1) Identiteit, nationaliteit en herkomst en 2) Problemen met Al-Shabaab. Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De problemen met Al-Shabaab acht hij echter niet geloofwaardig.
8. Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat het op basis van openbare landeninformatie onwaarschijnlijk is dat eiser op de door hem gestelde wijze, namelijk onder dwang, door Al-Shabaab zou zijn gerekruteerd. Dit omdat uit landeninformatie blijkt dat zowel de Somalische autoriteiten als Al-Shabaab de macht hadden in eisers woonplaats en Al-Shabaab voornamelijk rekruteert in gebieden die onder haar controle staan. In dit verband heeft verweerder nog overwogen dat van eiser verwacht mag worden dat hij antwoord kan geven op de vraag wie er in zijn woonplek aan de macht is. Ook mag van eiser verwacht worden dat hij meer kan vertellen over de gestelde wijze waarop Al-Shabaab hem heeft benaderd, omdat dit de reden is geweest van zijn vertrek. Eiser heeft verder tegenstrijdige verklaringen afgelegd over zijn contact met de twee vrienden van zijn halfbroer na de moord op zijn halfbroer. Daarnaast heeft eiser oppervlakkig verklaard. Niet wordt gevolgd dat eiser niet zou weten of zijn halfbroer ook zelf op enig moment gerekruteerd zou zijn door Al-Shabaab. Ook wordt niet gevolgd dat eiser niet weet door hoeveel leden van Al-Shabaab eisers halfbroer aanvankelijk zou zijn benaderd en in hoeverre er iets gezegd zou zijn door leden van Al-Shabaab over een beslistermijn. Verder betreft het een ongeloofwaardige gang van zaken dat leden van Al-Shabaab na eisers vertrek niet meer bij zijn familie zouden zijn geweest, omdat ze wisten waar hij woonde en omdat ze zouden hebben aangegeven dat ze ook nog naar eiser op zoek waren. Eiser loopt bij terugkeer naar Somalië geen reëel risico op ernstige schade.
Standpunt van eiser
9. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Het had op de weg van verweerder gelegen nader onderzoek te doen gelet op de samenwerkingsplicht en het feit dat eiser minderjarig was ten tijde van de aanvraag. Er is verder onvoldoende kenbaar rekenschap gegeven van de leeftijd, scholing, culturele achtergrond en de persoon van eiser. Eisers verklaringen zijn beoordeeld met een westerse blik, gericht op individuele (bewuste) keuzevrijheden, terwijl eiser leeft vanuit een groepscultuur. Verweerder heeft ook niet betrokken dat eiser ongeveer twee jaar na de gebeurtenissen zijn nader gehoor heeft gehad en dat het tijdsverloop effect heeft op de wijze van herinnering. Eiser heeft niet oppervlakkig en tegenstrijdig verklaard. De problemen met Al-Shabaab heeft verweerder dan ook ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Verweerder had (eerder) het voordeel van de twijfel dienen te verlenen aan eiser. [2] Het relaas van eiser is immers op hoofdlijnen geloofwaardig en zijn verklaringen passen binnen de context van de beschikbare landeninformatie. Tot slot voert eiser aan dat hij niet (gedwongen) kan terugkeren naar Somalië. Het herkomstgebied van eiser staat inmiddels volledig onder controle van Al-Shabaab en hij zal bij terugkeer als een bedreiging worden gezien, omdat hij uit het westen komt en al nagenoeg twee jaar in het buitenland verblijft.
Beoordeling van de beroepsgronden
10. De rechtbank volgt niet eisers stelling dat verweerder nader onderzoek had moeten doen. Eiser heeft tijdens de zitting slechts gesteld dat verweerder meer had moeten doorvragen tijdens het nader gehoor, maar heeft deze stelling niet nader geconcretiseerd door bijvoorbeeld te wijzen op passages in het verslag van het nader gehoor waar de hoormedewerker heeft nagelaten door te vragen. De rechtbank stelt vast dat uit het verslag van het nader gehoor juist blijkt dat de vragen steeds in begrijpelijke taal zijn gesteld, zijn verduidelijkt waar nodig en dat er veel aanvullende vragen zijn gesteld. De door eiser tijdens de zitting ingenomen stelling dat verweerder desnoods navraag had moeten doen bij de tante van eiser over wie de macht heeft in zijn woongebied, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft op basis van openbare landeninformatie onderbouwd dat er in eisers woongebied sprake is van een zogenaamde gemixte controle. Het is vervolgens aan eiser om dit onderbouwd te weerleggen.
11. Verweerder heeft daarnaast voldoende rekening gehouden met het referentiekader van eiser. Verweerder heeft in het voornemen onder het kopje
referentiekaderuitgebreid beschreven wat er van eisers verklaringen wordt verwacht, juist gelet op dit referentiekader. Hierbij heeft verweerder betrokken dat eiser uit Somalië komt, hij minderjarig is en slechts twee of drie jaar naar een Koranschool is geweest. Ook is het advies van Medifirst betrokken. Eisers stelling dat zijn verklaringen zijn beoordeeld met een westerse blik gericht op individuele (bewuste) keuzevrijheden, terwijl eiser leeft vanuit een groepscultuur, is niet nader geconcretiseerd. Gelet op zijn referentiekader mag van eiser verwacht worden dat hij over belangrijke gebeurtenissen in zijn leven gedetailleerd en consistent kan verklaren. Daarbij komt dat er tijdens het nader gehoor veel aanvullende vragen zijn gesteld en er veel om toelichting is gevraagd. Het enkele tijdsverloop tussen de gebeurtenissen in Somalië en het nader gehoor leidt daarom ook niet tot een ander oordeel. Daarbij komt dat niet nader is onderbouwd dat het tijdsverloop in het specifieke geval van eiser invloed heeft gehad op zijn herinneringen.
12. De gestelde problemen met Al-Shabaab heeft verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft onder verwijzing naar het Algemeen ambtsbericht Somalië van juni 2023 (hierna: ambtsbericht) in dit verband kunnen overwegen dat het onwaarschijnlijk is dat eiser op de door hem gestelde wijze (door middel van dwang) door Al-Shabaab zou zijn gerekruteerd. Hierbij heeft verweerder kunnen wijzen op de omstandigheid dat Al-Shabaab voornamelijk rekruteert in gebieden die onder haar controle staan, terwijl eisers woonplaats deels onder controle stond van de Somalische autoriteiten en deels onder controle van Al-Shabaab. Daarnaast heeft verweerder erop kunnen wijzen dat uit het ambtsbericht weliswaar blijkt dat voornamelijk minderjarigen onder dwang gerekruteerd werden, maar dat dit niet wegneemt dat Al-Shabaab slechts bij uitzondering onder directe dwang leden rekruteerde. Daarbij komt dat verweerder in dit verband ook niet ten onrechte heeft overwogen dat uit eisers verklaringen niet blijkt waarom Al-Shabaab juist in hem geïnteresseerd zou zijn en dat het onwaarschijnlijk is dat eiser in zijn dorp de enige zou zijn geweest in de voor Al-Shabaab geschikte leeftijdscategorie voor rekrutering.
13. Verweerder heeft verder kunnen overwegen dat eiser oppervlakkig heeft verklaard over zijn gestelde problemen met Al-Shabaab. De verwijzing van eiser in de beroepsgronden naar de omstandigheid dat hij in het nader gehoor heeft verklaard dat ook andere kinderen van de Koranschool zich hebben aangesloten bij Al-Shabaab en dat hij in detail heeft verklaard hoe de mannen eruit zagen en wat er gezegd was, leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiser enige (feitelijke) kennis heeft, maar dat eiser met deze verklaringen zijn persoonlijke problemen met Al-Shabaab niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft namelijk in dit verband ook tegengeworpen dat niet gevolgd wordt dat eiser niet zou weten of 1) zijn halfbroer ook zelf op enige moment gerekruteerd zou zijn door Al-Shabaab, 2) door hoeveel leden van Al-Shabaab zijn halfbroer aanvankelijk zou zijn benaderd en 3) in hoeverre er iets door Al-Shabaab zou zijn gezegd over een beslistermijn. Daarbij komt dat verweerder heeft tegengeworpen dat het een ongeloofwaardige gang van zaken is dat leden van Al-Shabaab na eisers vertrek niet meer bij zijn familie zouden zijn geweest, terwijl ze wisten waar hij woonde en omdat ze zouden hebben aangegeven dat ze ook nog naar eiser op zoek waren.
14. Daargelaten de vraag of eiser wel of niet tegenstrijdig heeft verklaard over zijn contact met twee vrienden van zijn halfbroer na de moord op zijn halfbroer, heeft verweerder de gestelde problemen met Al-Shabaab gelet op het bovenstaande ongeloofwaardig kunnen achten.
15. Tot slot heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiser bij terugkeer niet door uitgesproken Al-Shabaab gebied hoeft te reizen, nu uit het ambtsbericht volgt dat de weg van Mogadishu naar het dorp van eiser onder gemixte controle valt. Eiser heeft niet met documenten onderbouwd dat zijn herkomstgebied inmiddels onder controle staat van Al-Shabaab. De enkele verklaring dat eisers tante heeft meegedeeld dat Al-Shabaab nu de algehele controle over het herkomstgebied heeft, heeft verweerder ook niet hoeven volgen. Daarnaast is in het verweerschrift gewezen op een recentelijk uitgebrachte beslisnota van 29 mei 2024 [3] met bijlage [4] waaruit volgt dat de gemixte controle in het herkomstgebied van eiser onvoldoende aanleiding geeft voor het aannemen van een reëel risico op ernstige schade. Tot slot heeft verweerder, onder verwijzing naar het ambtsbericht, het standpunt kunnen innemen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege zijn terugkeer uit het westen als bedreiging zal worden gezien of gediscrimineerd zal worden. Het voorkomen van problemen is zeer afhankelijk van individuele omstandigheden. Eiser is een jongvolwassene die in Somalië is opgegroeid en nog geen twee jaar geleden Somalië heeft verlaten. Daarbij komt dat de door eiser gestelde problemen niet ten onrechte ongeloofwaardig zijn geacht.

Conclusie en gevolgen

16. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Het bestreden besluit blijft in stand. Verweerder hoeft daarom aan eiser geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 30 juli 2024 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.In dit verband wijst eiser op de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 29 juni 2023, C-756-21, ECLI:EU:2023:523, artikel 10, lid 3 en lid 4 van de Procedurerichtlijn en artikel 4, eerste lid, van de Definitierichtlijn.
3.Landenbeleid Somalië en Burundi.
4.Bijlage 4) Beoordeling toepasselijkheid artikel 15c voor Somalië.