ECLI:NL:RBDHA:2024:12190

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juli 2024
Publicatiedatum
5 augustus 2024
Zaaknummer
NL21.9664 01
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens te late indiening beroepsgronden en afwezigheid van Bahaddar-omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. W.P.R. Peeters, had een asielaanvraag ingediend die door de minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. S. van der Steen, als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank had eerder, op 12 oktober 2021, het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, waarop eiser verzet heeft aangetekend. Dit verzet werd op 13 juni 2024 gegrond verklaard, waarna de rechtbank de zaak op 12 juli 2024 opnieuw heeft behandeld.

De rechtbank oordeelde dat eiser zijn beroepsgronden niet tijdig had ingediend, ondanks een verzoek van de rechtbank om dit te herstellen. Eiser had de gronden pas op 2 juli 2021 ingediend, terwijl de deadline op 1 juli 2021 lag. De gemachtigde van eiser stelde dat hij geen notificatie had ontvangen van de rechtbank, maar de rechtbank concludeerde op basis van technisch onderzoek dat de notificatie wel degelijk was verzonden. Eiser kon niet aantonen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was.

Daarnaast werd er gekeken naar de Bahaddar-omstandigheden, die vereisen dat er bijzondere feiten of omstandigheden zijn die een schending van artikel 3 van het EVRM kunnen voorkomen. De rechtbank oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat er sprake was van dergelijke omstandigheden, en dat de verklaringen van eiser over zijn betrokkenheid bij een gewelddadige cult in Nigeria ongeloofwaardig waren. De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk was en dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.9664

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. W.P.R. Peeters),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. S. van der Steen).

Procesverloop

Bij besluit van 11 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.
Bij uitspraak van 12 oktober 2021 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft tegen de uitspraak verzet gedaan. Bij uitspraak van 13 juni 2024 heeft de rechtbank het verzet gegrond verklaard.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 12 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van eiser en verweerder deelgenomen.

Overwegingen

Ontvankelijkheid
1. Iemand die beroep instelt, moet in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. Dit staat in artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. [1] Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank - na een herstelmogelijkheid - het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank laat de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep achterwege indien het niet aan eiser te verwijten valt dat de beroepsgronden niet of niet tijdig zijn ingediend.
2. Eiser heeft geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift. De rechtbank heeft eiser bij bericht van 24 juni 2021 verzocht om binnen vijf werkdagen na de dag van verzending van het bericht dit verzuim te herstellen. Eiser had dus uiterlijk op 1 juli 2021 zijn beroepsgronden moeten indienen. Eiser heeft binnen die termijn geen gronden ingediend. Van eiser zijn op 2 juli 2021 de beroepsgronden ontvangen. De gemachtigde van eiser heeft hiervoor als reden opgegeven dat hij geen notificatie heeft ontvangen van het bericht van de rechtbank van 24 juni 2021 en dat hij het bericht eerst later bij toeval heeft gezien.
3. Uit het technisch onderzoek, uitgevoerd op 26 augustus 2021 door Informatievoorzieningenorganisatie (IVO) Rechtspraak, volgt dat in de beroepszaak op 24 juni 2021 om 15:38 uur een notificatiebericht door de griffier naar de gemachtigde van eiser is verzonden. Verder blijkt uit de
'Ad-Exchange mail server logging'(mailserver van de rechtbank) dat om 15:38 uur een e-mailbericht naar de gemachtigde van eiser is verzonden. De rechtbank stelt vast dat dit ook het e-mailadres is dat de gemachtigde van eiser heeft ingevuld in het invoerveld ‘e-mailadres voor notificaties’ in het beroepschrift van 18 juni 2021. Daarnaast volgt uit het technisch onderzoek dat er op 24 juni 2021 geen relevante storingen en/of onderhoudsmeldingen waren.
4. Gelet op de bovengenoemde feiten en omstandigheden valt met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vast te stellen dat de rechtbank een e-mailbericht naar het e-mailadres van de gemachtigde van eiser heeft verzonden. Nu de gemachtigde van eiser stelt dat hij het e-mailbericht niet heeft ontvangen, ligt het vervolgens op zijn weg om het vermoeden dat het e-mailbericht hem heeft bereikt te ontzenuwen. De enkele stelling dat toeval bestaat en het mogelijk is dat het e-mailbericht niet is aangekomen, is in dat verband onvoldoende om het vermoeden van ontvangst te ontzenuwen. In beroep heeft de gemachtigde van eiser gesteld dat hij mogelijk problemen met zijn server had op 24 juni 2021, maar hij heeft deze gestelde problemen niet nader onderbouwd met stukken. De rechtbank is daarom van oordeel dat de beroepsgronden te laat zijn ingediend en dat niet is gebleken dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is.
Bahaddar
5. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 juni 2022 [2] volgt dat de bestuursrechter een nationale procedureregel buiten toepassing moet laten wanneer er omstandigheden zijn als bedoeld in paragraaf 45 van het Bahaddar-arrest, [3] om schending van artikel 3 van het EVRM [4] te voorkomen. Bahaddar-omstandigheden doen zich voor als wat een vreemdeling heeft aangevoerd en overgelegd onmiskenbaar tot het oordeel leidt dat verweerder bij uitzetting van die vreemdeling het refoulementverbod, neergelegd in artikel 3 van het EVRM, zou schenden. De bestuursrechter moet beoordelen of zulke bijzondere feiten of omstandigheden zich voordoen. De bestuursrechter doet dit aan de hand van wat een vreemdeling heeft aangevoerd en overgelegd, en het standpunt van verweerder daarover en betrekt daarbij ook algemeen bekende informatie over het land van herkomst van een vreemdeling.
6. De rechtbank betrekt concreet bij haar beoordeling de volgende feiten en omstandigheden. Eiser stelt dat hij geboren is op [geboortedag] 1988 en de Nigeriaanse nationaliteit heeft. Op 31 januari 2019 heeft hij een asielaanvraag in Nederland ingediend. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Nigeria lid is geworden van de [broederschap] en dat hij problemen heeft ervaren toen hij niet meer betrokken wilde zijn bij deze cult. [5] Verweerder vindt eisers verklaringen over zijn betrokkenheid bij de [broederschap] en de daaruit voortvloeiende problemen ongeloofwaardig. Eiser is het hier niet mee eens. In het Algemeen Ambtsbericht Nigeria staat onder meer dat de [broederschap] één van de meest gewelddadige cults in Nigeria is en dat het verlaten van een cult extreem lastig is. [6]
7. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval niet is gebleken van Bahaddar-omstandigheden. Verweerder heeft namelijk niet ten onrechte overwogen dat eisers verklaringen over zijn betrokkenheid bij de [broederschap] en de daaruit voortvloeiende problemen ongeloofwaardig zijn. In dit verband heeft verweerder onder meer aan eiser kunnen tegenwerpen dat niet valt in te zien dat eiser niet op de hoogte was van het gewelddadige karakter van de [broederschap] én voor zover verweerder dit wel zou volgen, niet valt in te zien dat eiser zich niet nader heeft verdiept in de [broederschap] voordat hij zich bij deze cult aansloot. Daarnaast heeft verweerder kunnen overwegen dat het ernstig afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van eisers relaas dat hij tussen augustus 2015 en december 2018 berichten en afbeeldingen op Facebook heeft geplaatst die de [broederschap] betreffen, nu eiser ook heeft verklaard dat hij voor de [broederschap] is gevlucht omdat hij voor zijn leven vreest. Wat eiser hiertegen heeft aangevoerd geeft geen aanleiding tot een andere conclusie.
8. Ook overigens volgen uit het dossier en uit de landeninformatie geen concrete aanknopingspunten dat verweerder bij uitzetting van eiser onmiskenbaar artikel 3 van het EVRM zal schenden.
Slotsom
9. Het beroep is niet-ontvankelijk omdat eiser de beroepsgronden niet op tijd heeft ingediend en niet is gebleken van Bahaddar-omstandigheden.
10. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 29 juli 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
3.Het arrest Bahaddar tegen Nederland van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 19 februari 1998, ECLI:CE:ECHR:1998:0219JUD002589494.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
5.Sekte.
6.Algemeen Ambtsbericht Nigeria, januari 2023, pagina’s 16 en 50.