ECLI:NL:RBDHA:2024:12183

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juli 2024
Publicatiedatum
5 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.28472 01
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een vreemdeling zonder rechtmatig verblijf en de gronden voor de maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling, eiser, die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft. De maatregel van bewaring was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij tevens verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het onderzoek op 24 juli 2024 gesloten.

Eiser, geboren in 1969 en van Georgische nationaliteit, heeft geen rechtmatig verblijf in Nederland. De rechtbank oordeelt dat de minister bevoegd was om de maatregel van bewaring op te leggen, omdat er een redelijk vermoeden van illegaal verblijf bestond. Dit werd onderbouwd door informatie uit het vertrekdossier van de Dienst Terugkeer en Vertrek, waaruit bleek dat eiser op de hoogte was van zijn illegale status.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de maatregel van bewaring, zowel zware als lichte gronden, feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht. Eiser heeft deze gronden niet betwist. De rechtbank concludeert dat er een concreet zicht op uitzetting op korte termijn is, aangezien er een vlucht naar Tbilisi in Georgië was gepland op 22 juli 2024. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en tegen deze beslissing kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL24.28472

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. W.A.E.M. Amesz),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 juli 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet ook worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft zich akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep. De rechtbank heeft op 24 juli 2024 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1969 en de Georgische nationaliteit te hebben.
2. Vaststaat dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Gelet hierop was verweerder bevoegd tot het opleggen van de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 van de Vw.
3. Eiser voert aan dat geen sprake was van een redelijk vermoeden van illegaal verblijf. Uit het proces-verbaal staandehouding M 105 blijkt dat de verbalisant die eiser heeft staande gehouden op dat moment de beschikking had over informatie uit het vertrekdossier van de Dienst Terugkeer en Vertrek. Hieruit volgt dat hij ook op de hoogte was van het feit dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee voldaan aan het vereiste van een redelijk vermoeden van illegaal verblijf.
4. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is in het belang van de openbare orde, omdat een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft als zware gronden [2] vermeld dat eiser:
- 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;- 3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;- 3i. heeft te kennen gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden [3] vermeld dat eiser:
- 4a. zich niet aan één of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 heeft gehouden;- 4c. geen vaste woon- of verblijfsplaats heeft;- 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
5. Eiser heeft de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd niet betwist. De rechtbank stelt dat de zware en lichte gronden feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen, zodat het risico op onttrekking aan het toezicht daarmee is gegeven.
6. Eiser stelt dat zicht op verwijdering binnen een redelijk termijn ontbreekt.
7. Uit het verslag van het vertrekgesprek tussen eiser en de DT&V [4] en uit de eerdere uitspraak van deze rechtbank [5] is gebleken dat op 22 juli 2024 een vlucht voor eiser naar Tbilisi in Georgië is gepland. Er is dan ook een concreet zicht op uitzetting op korte termijn.
8. Ook overigens is er geen grond voor het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 29 juli 2024 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
4.Dienst Terugkeer en Vertrek.
5.NL24.28627.