ECLI:NL:RBDHA:2024:1218
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning voor medische behandeling
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening, hangende bezwaar tegen de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier met als doel ‘medische behandeling’. De verzoeker, wiens naam niet is vermeld, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 30 oktober 2023 was genomen. In dit besluit werd de aanvraag van verzoeker afgewezen en werd hem meegedeeld dat hij de behandeling van het bezwaar niet in Nederland mocht afwachten.
De voorzieningenrechter heeft, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, buiten zitting uitspraak gedaan. De rechter overwoog dat verzoeker een spoedeisend belang had bij de verzochte voorziening, omdat hij niet wilde worden uitgezet terwijl zijn bezwaar nog in behandeling was. De staatssecretaris heeft op 29 januari 2024 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat verzoeker gedurende de behandeling van het bezwaar niet mag worden uitgezet en recht heeft op opvang. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 875, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.