ECLI:NL:RBDHA:2024:12171

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juli 2024
Publicatiedatum
5 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.22510 01
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Georgische eiser wegens gebrek aan bewijs en veilig land van herkomst

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Georgische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De eiser, die problemen met de Georgische overheid stelt te hebben, heeft zijn aanvraag op 22 mei 2024 ingediend, maar deze werd door de minister van Asiel en Migratie als kennelijk ongegrond afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 25 juli 2024 behandeld, waarbij de eiser niet aanwezig was, maar zijn gemachtigde wel. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is, omdat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn claims te onderbouwen. De rechtbank oordeelt dat de gestelde problemen met de overheid niet geloofwaardig zijn en dat Georgië als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. De rechtbank wijst erop dat de eiser geen documenten heeft overgelegd die zijn verhaal ondersteunen, en dat hij legaal zijn land heeft verlaten, wat afbreuk doet aan zijn claims. Hoewel de rechtbank vaststelt dat er een zorgvuldigheidsgebrek is omdat de zienswijze van de eiser niet is afgewacht, leidt dit niet tot een andere uitkomst. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt de minister tot betaling van proceskosten aan de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.22510

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. J.I.T. Sopacua),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 22 mei 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 25 juli 2024 in Breda op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden. Eiser is niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser stelt van Georgische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 1988. In Georgië was hij eigenaar van een winkel. Eiser onderbouwt zijn asielaanvraag met de stelling dat hij Georgië heeft verlaten, omdat hij problemen met de overheid heeft. Eiser is benaderd om stemmen te ronselen voor de overheidspartij en parlementariërs te steunen. Toen hij medewerking weigerde, zijn hem onterecht boetes opgelegd. Als gevolg hiervan is eiser zijn winkel kwijtgeraakt. Na een tip van twee bevriende politieagenten dat hij zou worden opgepakt, is eiser gevlucht.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Problemen met de Georgische overheid.
Verweerder stelt dat het eerste element geloofwaardig is, maar het tweede element niet. Eiser heeft geen documenten overgelegd om zijn asielrelaas te onderbouwen, terwijl uit zijn verklaring blijkt dat er wel documenten zijn. Verweerder meent dat eiser deze documenten had moeten meenemen of (laten) opsturen, omdat het gaat om de kern van zijn asielrelaas. Verder is eiser niet concreet geweest over de dwang om de overheidspartij te steunen en waarom hij zou zijn benaderd. Verweerder werpt verder tegen dat eiser legaal zijn land heeft verlaten. Omdat verweerder de gestelde problemen met de overheid niet gelooft en Georgië beschouwt als een veilig land van herkomst, concludeert verweerder dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is. [1]
6. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte de zienswijze niet heeft afgewacht en meegenomen in de besluitvorming. Eiser is hierdoor in zijn belangen geschaad. Daarnaast merkt verweerder het asielrelaas van eiser ten onrechte als ongeloofwaardig aan. Ook is Georgië geen veilig land van herkomst voor eiser persoonlijk. Eiser stelt dat hij het risico loopt op refoulement als hij naar Georgië terug moet gaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Zienswijze
7. Uit het voornemen van 17 mei 2024 blijkt dat eiser een zienswijze kon indienen tot 22 mei 2024. Tot die datum was er ook gelegenheid voor het indienen van correcties en aanvullingen op het gehoor. De gemachtigde van eiser heeft op 17 mei 2024 aangegeven dat hij eerst op 22 mei 2024 met eiser zou kunnen spreken, omdat eiser op 17 mei 2024 ziek was. De gemachtigde van eiser gaf aan de correcties en aanvullingen op het gehoor en de zienswijze te zullen indienen op 22 mei 2024. Op die brief is door verweerder niet gereageerd. Op 22 mei 2024 is de zienswijze ingediend. Op diezelfde datum is het besluit genomen, zonder dat de zienswijze is afgewacht.
7.1
De wettelijke termijn waarbinnen verweerder moet beslissen op de aanvraag is acht dagen na het gehoor. Het gehoor vond plaats op 16 mei 2024. Er was dus nog ruimte voor verweerder om het gevraagde uitstel van één dag te verlenen zonder dat de wettelijke termijn zou worden overschreden. Door niet te reageren op het uitstelverzoek en te beslissen zonder de zienswijze af te wachten, handelt verweerder onzorgvuldig. [2] Deze beroepsgrond slaagt dan ook. Of eiser in zijn belangen is geschaad, zal de rechtbank beoordelen na het bespreken van de overige beroepsgronden.
Geloofwaardigheid asielrelaas
8. De gestelde problemen met de Georgische overheid zijn met goede redenen ongeloofwaardig geacht. In het voornemen, dat deel uitmaakt van het bestreden besluit, motiveert verweerder voldoende hoe hij tot deze conclusie is gekomen. In zijn zienswijze, alsook in beroep, onderbouwt eiser zijn stellingen niet concreet. Zo stelt eiser in algemene bewoordingen dat hij is benaderd door politici, maar hij noemt geen concrete situaties. Ook de stelling dat eiser onterecht boetes zijn opgelegd en hij daardoor zijn winkel moest sluiten, onderbouwt eiser niet. Dat mag wel van hem worden verwacht. Eiser had bijvoorbeeld documenten kunnen overhandigen waaruit de boetes blijken of waaruit blijkt dat hij een winkel had die inmiddels is gesloten. Ook een getuigenverklaring had eiser kunnen helpen om in ieder geval met een begin van bewijs te komen. Bovendien heeft eiser verklaard dat hij legaal Georgië heeft kunnen verlaten. Dat feit doet afbreuk aan de stelling dat eiser problemen heeft met de overheid. Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.
Veilig land van herkomst
9. Ter zitting is gebleken dat niet in geschil is dat Georgië in het algemeen een veilig land van herkomst is. Dit betekent dat er een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat eiser in Georgië geen gegronde vrees voor vervolging heeft en hij evenmin een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. [3] Van dit uitgangspunt moet worden afgeweken als eiser aannemelijk maakt dat Georgië in zijn specifieke geval niet als een veilig land kan worden beschouwd. Dat heeft eiser niet aannemelijk gemaakt. De door eiser gestelde problemen zijn niet geloofwaardig, zoals hiervoor geoordeeld. Dat betekent dat deze problemen ook geen rol kunnen spelen bij de vraag of Georgië voor eiser wel of niet een veilig land is.
10. De beroepsgrond van eiser dat hij refoulement te vrezen heeft, slaagt niet. Refoulement is het uitzetten van iemand naar een land waar hij of zij het reële risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU Handvest. Aangezien Georgië ook voor eiser als veilig land van herkomst wordt beschouwd, is niet aannemelijk dat eiser risico loopt op refoulement. Eiser heeft deze stelling verder ook niet onderbouwd.
Gevolgen gebrek
11. In de zienswijze die de gemachtigde heeft ingediend is een inhoudelijk standpunt ingenomen. Dezelfde argumenten zijn ook in beroep aangevoerd. Ter zitting heeft verweerder op die argumenten gereageerd. Deze argumenten leiden niet tot een andere uitkomst, zoals hiervoor is geoordeeld. Daarmee is niet aannemelijk dat eiser in zijn belangen is geschaad. De rechtbank zal daarom aan het zorgvuldigheidsgebrek voorbijgaan met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht. Dat artikel regelt dat een besluit, ondanks schending van een rechtsregel, in stand kan worden gelaten, als iemand niet is benadeeld. Vanwege het gebrek ziet de rechtbank wel aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser.

Conclusie en gevolgen

12. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het terugkeerbesluit en het inreisverbod zijn daarvan het wettelijk gevolg. [4] Verweerder heeft ook die besluiten terecht genomen. Vanwege het zorgvuldigheidsgebrek krijgt eiser krijgt wel een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan op 26 juli 2024 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Dit is terug te vinden in artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, en artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw.