ECLI:NL:RBDHA:2024:12141

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
2 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.22729
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en beoordeling geloofwaardigheid van verklaringen van eiser met betrekking tot lidmaatschap van een geheime gemeenschap

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 19 juli 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 30 mei 2024 afgewezen, met inbegrip van een terugkeerbesluit. Eiser, afkomstig uit Sierra Leone, vreesde voor vervolging door een geheime gemeenschap waartoe zijn vader behoorde. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij de geloofwaardigheid van eisers verklaringen over zijn identiteit en de problemen met de gemeenschap heeft beoordeeld. De staatssecretaris achtte de verklaringen van eiser over de problemen met de gemeenschap onvoldoende onderbouwd en tegenstrijdig. Eiser had niet voldoende bewijs geleverd om zijn vrees voor vervolging aannemelijk te maken, en de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet onzorgvuldig had gehandeld bij de afwijzing van het uitstelverzoek voor het indienen van correcties en aanvullingen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht heeft afgewezen en dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.22729

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. C.K.E.E. Fischer-Fuhler)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. M.J.C. van der Woning).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 30 mei 2024 afgewezen. Daarbij is ook bepaald dat aan eiser geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en geen uitstel van vertrek om medische redenen wordt verleend. Het bestreden besluit houdt ook een terugkeerbesluit in.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 28 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Aan de hand van de beroepsgronden van eiser legt de rechtbank hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
3. Eiser heeft de Sierra Leoonse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1997. Eisers vader was lid van de geheime gemeenschap [naam gemeenschap]. Nadat eisers vader in 2015 overleed, is eiser door [naam], een vriend van zijn vader en tevens lid van de geheime gemeenschap, verteld dat hij (als oudste zoon) lid moet worden van die gemeenschap. Eiser, zijn moeder en oudtante waren daartegen. Om die reden, en omdat eiser daarom niet verder kon met zijn opleiding, heeft eiser Sierra Leone verlaten. Bij terugkeer vreest eiser dat hij wordt gevonden door en lid moet worden van de geheime gemeenschap [naam gemeenschap]. Dat wil eiser niet.
Het bestreden besluit
4. De staatssecretaris acht de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Ook volgt de staatssecretaris eiser erin dat zijn vader in het verleden lid is geweest van de geheime gemeenschap [naam gemeenschap], maar hecht hij geen geloof aan de verklaringen van eiser over de problemen die hij stelt te hebben met deze gemeenschap. Het stuk dat eiser heeft overgelegd over het lidmaatschap van zijn vader van de [naam gemeenschap] zegt slechts in beperkte mate iets over de problemen van eiser met deze gemeenschap. Met zijn verklaringen heeft eiser deze problemen onvoldoende aannemelijk gemaakt. Eiser heeft namelijk onvoldoende en tegenstrijdig verklaard over de gemeenschap waarmee hij problemen stelt te hebben (gehad) en over de rol van zijn vader in die gemeenschap, en daarmee ook over problemen die naar hem persoonlijk te herleiden zijn. Eiser komt daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, dan wel onder b, van de Vreemdelingenwet 2000. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag afgewezen als ongegrond.
De beoordeling van de beroepsgronden van eiser
Handelwijze ten aanzien van het uitstelverzoek voor het indienen correcties en aanvullingen
5. Eiser is het niet met het bestreden besluit eens. Daartoe voert eiser allereerst aan dat de handelwijze van de staatssecretaris ten aanzien van het verzoek om uitstel voor het indienen van correcties en aanvullingen in zijn geval disproportioneel is geweest. Dat licht eiser als volgt toe. Na de opname van eiser in de nationale procedure, is deze pas op 24 mei 2024 gestart. Door omstandigheden en miscommunicatie, heeft eiser de afspraak met zijn gemachtigde op 27 mei 2024 voor de nabespreking van het nader gehoor gemist. Daardoor konden op die dag geen correcties en aanvullingen op dit gehoor worden ingediend. Eiser heeft toen een uitstelverzoek ingediend. Bij het contact dat de beslismedewerker heeft proberen te leggen met de gemachtigde van eiser om dat uitstelverzoek te bespreken, is aangegeven dat vóór 13:00 uur op 28 mei 2024 moest worden teruggebeld. Omdat dat voor de gemachtigde van eiser niet haalbaar was, is daarna niet alsnog teruggebeld. Niet is gecommuniceerd dat de beslismedewerker ook op een later tijdstip nog bereikbaar zou zijn. Zonder te motiveren waarom het belang bij het afwijzen van het verzoek om uitstel voor het indienen van correcties en aanvullingen prevaleert boven een zorgvuldig besluitvormingsproces, is dit verzoek om uitstel afgewezen. Daarom kleeft aan het bestreden besluit ook een motiveringsgebrek.
5.1.
De staatssecretaris wijst op paragraaf C1/2.12 van de Vreemdelingencirculaire 2000 waarin de voorwaarden zijn neergelegd waaraan moet worden voldaan om uitstel te verlenen. Eisers ongemotiveerde verzoek van 27 mei 2024 om uitstel voor het indienen van correcties en aanvullingen voldeed niet aan die voorwaarden. Op de ochtend van 28 mei 2024 heeft de beslismedewerker twee keer verzocht de gemachtigde van eiser telefonisch te bereiken en haar een e-mail gestuurd om het uitstelverzoek te bespreken. Een reactie daarop is uitgebleven. Ook is contact opgenomen met de Raad voor de Rechtsbijstand waaruit bleek dat eiser zonder opgaaf van redenen niet zou zijn verschenen voor de nabespreking van het nader gehoor. Daarom is het verzoek tot het verlenen van uitstel voor het indienen van correcties en aanvullingen in het voornemen, terecht afgewezen, aldus de staatssecretaris.
5.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank is van onzorgvuldig of disproportioneel handelen door de staatssecretaris geen sprake. Eisers aanvraag is behandeld in de Algemene Asielprocedure met de voor (de gemachtigde van) eiser welbekende termijnen. Het verzoek om uitstel van maandag 27 mei 2024 voor het indienen van correcties en aanvullingen op het nader gehoor van vrijdag 24 mei 2024, is niet gemotiveerd. Dat wordt ook niet weersproken. Eiser betwist ook niet dat de beslismedewerker op 28 mei 2024 op verschillende manieren tevergeefs heeft geprobeerd om contact te leggen met de gemachtigde van eiser om dit uitstelverzoek te bespreken. De gemachtigde van eiser heeft die dag, ook nadat zij daartoe kennelijk weer in de gelegenheid was, niet alsnog geprobeerd contact op te nemen met de beslismedewerker. Dat de beslismedewerker had verzocht om vóór 13.00 uur te bellen, maakt dit niet anders. Het stond immers niet vast dat dit een ‘fatale’ termijn was. Onder deze omstandigheden heeft de staatssecretaris het uitstelverzoek mogen afwijzen. De afwijzing van het uitstelverzoek is voldoende gemotiveerd. Echter, ook al zou de handelwijze van de staatssecretaris niet helemaal juist of proportioneel is geweest of de beslissing onvoldoende gemotiveerd, dan ziet de rechtbank niet waarom eiser hierdoor in zijn belangen zou zijn geschaad. Ook nadat het voornemen is uitgebracht, heeft eiser geen correcties en/of aanvullingen op het nader gehoor aangebracht. Het moet er daarom voor gehouden worden dat de verslaglegging van het nader gehoor juist is en dat eiser daar geen aanvullingen op heeft.
Beoordeling van de relevante elementen in onderlinge samenhang
6. Verder betoogt eiser dat het bestreden besluit er geen blijk van geeft dat de relevant geachte elementen in onderlinge samenhang zijn beoordeeld. De motivering geeft er volgens eiser juist blijkt van dat de relevante elementen op zichzelf zijn beoordeeld. Aan het bestreden besluit kleeft volgens eiser dan ook een motiveringsgebrek.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Eiser onderbouwt in het geheel niet waaruit volgt dat de als relevant aangemerkte elementen uit zijn asielrelaas niet in onderlinge samenhang zijn beoordeeld. Uit de besluitvorming blijkt ook niet (evident) dat dit niet is gebeurd.
Ontbreken van het referentiekader in het voornemen
7. Ook voert eiser aan dat de staatssecretaris in het voornemen ten onrechte niet het referentiekader heeft omschreven waarvan hij in het geval van eiser uitgaat. Hoewel de staatssecretaris dat in het bestreden besluit alsnog heeft toegelicht, bestond er voor eiser op deze manier niet de gelegenheid daarop in de besluitvormingsfase te reageren. Ook dit geeft er volgens eiser blijk van dat de staatssecretaris met haast een besluit heeft willen nemen.
7.1.
De staatssecretaris heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat, hoewel het referentiekader niet expliciet in het voornemen is benoemd, daarmee bij de beoordeling van het asielrelaas wel degelijk rekening is gehouden. In het bestreden besluit omschrijft de staatssecretaris het referentiekader dat in acht is genomen als volgt:
“U bent een jonge man van 26 jaar oud. U bent ongehuwd. U hebt een diploma in business administratie. U heeft medicijnen geleverd voor de overheid. Uit medisch onderzoek is gebleken dat er geen beperkingen zijn. U heeft tijdens het nader gehoor aangegeven in staat te zijn om gehoord te worden. In het licht van dit referentiekader mag daarom van u verwacht worden dat u over uw persoonlijke problemen met de geheime gemeenschap kunt verklaren.”
7.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris moet bij de beoordeling van de verklaringen van de vreemdeling, diens persoonlijke omstandigheden en referentiekader in acht nemen. [1] Ook moet hij inzichtelijk maken dat en hoe hij met het referentiekader rekening houdt en wat dat betekent voor de geloofwaardigheidsbeoordeling van het asielrelaas. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris niet zonder meer onjuist of onzorgvuldig handelt door dit niet al in het voornemen, maar eerst in het bestreden besluit expliciet te benoemen. Hoewel de staatssecretaris dit referentiekader ook al in het voornemen had kunnen opnemen, waarop eiser dan in de zienswijze had kunnen reageren, is het in dit geval voldoende dat dit referentiekader is benoemd in het bestreden besluit. Eiser heeft daar in beroep namelijk voldoende op kunnen reageren. Daarbij komt dat gesteld noch gebleken is dat de staatssecretaris bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser van een onjuist referentiekader is uitgegaan. Er is daarom niet gebleken dat eiser op enigerlei wijze door de gang van zaken in zijn belangen is benadeeld.
Reactie op de zienswijze
8. Eiser betoogt ook dat de staatssecretaris in het bestreden besluit onvoldoende deugdelijk heeft gereageerd op het aangevoerde in de zienswijze dat de staatssecretaris niet heeft uitgelegd wat in het voornemen concreet wordt bedoeld met de overweging dat eiser ‘op een bepaald niveau’ zou moeten kunnen verklaren.
8.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich in het bestreden besluit en in reactie op de zienswijze, terecht en voldoende gemotiveerd op het standpunt dat hij in het voornemen heeft uitgelegd wat wordt bedoeld met verklaren op ‘een bepaald niveau’ en op welke punten eiser is tekortgeschoten. De staatssecretaris heeft daar namelijk toegelicht waarom hij van eiser, die verklaart te vrezen voor een geheime gemeenschap en om die reden zijn land van herkomst heeft verlaten, verwacht dat hij meer kan vertellen over die gemeenschap dan hij heeft gedaan, ook al was hij zelf geen lid van die gemeenschap.
Samenwerkingsverplichting
9. Verder voert eiser aan dat hem ten onrechte wordt verweten dat hij onvoldoende heeft verklaard. Als de staatssecretaris meer informatie had willen hebben, had het, gelet op de samenwerkingsverplichting, op de weg van de staatssecretaris gelegen om meer door te vragen. Dan volstaat niet de vraag aan eiser of hij nog wat wil toevoegen. Eiser heeft verklaard wat hij wist en waarnaar hem is gevraagd.
9.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich hierover terecht op het standpunt dat hij eiser meermaals expliciet, en daarmee voldoende, in de gelegenheid heeft gesteld om de informatie over de geheime gemeenschap waarover eiser beschikt, naar voren te brengen. Eiser is uitgebreid gehoord en het nader gehoor geeft er ook blijk van dat er op punten is doorgevraagd. Bovendien is eiser de vraag gesteld “Wilt u zelf nog iets toevoegen over deze gemeenschap?”, waarop eiser antwoordt “Nee” en is hem de vraag gesteld “Hebt u het gevoel dat u mij alles heeft kunnen vertellen over deze gemeenschap wat u er van weet?”, waarop eiser antwoordt “Ja.”. [2] Er was daarmee voldoende ruimte voor eiser om te verklaren over de geheime genootschap wat hij wilde, ook als hij had willen verklaren over zaken waarover hij niet zou zijn bevraagd. Bovendien maakt eiser ook niet concreet wat hij dan nog had willen verklaren of waarover hij ten onrechte niet is bevraagd en is hij ook nadien niet uit eigen beweging nog met aanvullende informatie gekomen op dit punt. Dat had wel op zijn weg gelegen. Zoals de staatssecretaris terecht opmerkt, is het aan eiser om zijn asielrelaas naar voren te brengen. Van een gebrek in de (totstandkoming van de) besluitvorming is ook op dit punt geen sprake.
Geloofwaardigheidsbeoordeling van de verklaringen van eiser
10. Tot slot betoogt eiser dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zijn verklaringen over het lidmaatschap en de functie van zijn vader niet overtuigend zijn en dat de staatssecretaris er ten onrechte geen blijk van heeft gegeven informatie uit algemene bron bij die beoordeling te hebben betrokken. Hierin is volgens eiser een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek gelegen. In beroep overlegt eiser in dit verband een schrijven van de Secretaris Generaal van de [naam gemeenschap] van 9 juni 2024 waarin de rol van de vader van eiser binnen de gemeenschap wordt beschreven en waarin wordt vermeld dat eiser wordt geacht de rol van zijn vader over te nemen. Daarnaast heeft hij een bevestiging van een Sierra Leoons advocatenkantoor overgelegd waarin staat dat het schrijven van 9 juni 2024 is opgesteld in Sierra Leone. Verder heeft eiser het rapport van de IND “Geheime genootschappen en FGM” over Sierra Leone van mei 2021 overgelegd.
10.1.
Ook deze beroepsgrond slaagt niet. Allereerst merkt de rechtbank op dat de staatssecretaris, anders dan eiser lijkt te veronderstellen, geloof hecht aan de verklaring van eiser dat zijn vader lid was van de [naam gemeenschap]. Dat is dus niet in geschil. De staatssecretaris werpt eiser onder andere wel tegen dat hij onvoldoende heeft kunnen verklaren over de rol van zijn vader binnen die geheime gemeenschap en dat eiser wisselend heeft verklaard over de vraag of hij met zijn vader over deze gemeenschap sprak. De overige redenen waarom de staatssecretaris het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig heeft geacht, heeft eiser niet bestreden. Over de in beroep overgelegde brief van de Secretaris Generaal van de [naam gemeenschap] heeft de staatssecretaris zich op de zitting terecht op het standpunt gesteld dat de inhoud van deze brief verder afbreuk doet aan dit gedeelte van het asielrelaas van eiser. De inhoud van de brief, te weten dat de vader van eiser hem vaak heeft geprobeerd te overtuigen om lid te worden, komt namelijk niet overeen met wat eiser daarover zelf heeft verklaard. Voor zover eiser dat heeft willen betogen, kan in de landeninformatie die eiser in beroep heeft overgelegd, niet een onderbouwing worden gevonden voor het relaas van eiser dat hij als oudste zoon van zijn vader wordt geacht toe te treden tot de [naam gemeenschap]. Anders dan eiser heeft verklaard, volgt uit het rapport van 21 mei 2021 dat wie lid wil worden, daartoe een verzoek moet indienen bij deze gemeenschap. Daaruit blijkt niet dat bij overlijden van een lid, diens oudste zoon wordt geacht lid te worden. [3] Dit rapport kan dan ook niet dienen ter onderbouwing van eisers relaas. Ook dat heeft de staatssecretaris ter zitting terecht naar voren gebracht.

Conclusie en gevolgen

11. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag van eiser terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S.W. Kroon, rechter, in aanwezigheid van
mr. G.T.J. Kouwenberg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Werkinstructie 2014/10, paragraaf 3.2.
2.Pagina 28 van het nader gehoor.
3.Pagina 18 van het rapport “Geheime genootschappen en FGM” over Sierra Leone van mei 2021.