ECLI:NL:RBDHA:2024:12124
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Besluit op bezwaar en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoeker en de minister van Asiel en Migratie. De zaak betreft een beroep van de verzoeker omdat de verweerder niet tijdig heeft beslist op het bezwaarschrift van de verzoeker. Op 21 mei 2024 heeft de verweerder alsnog een besluit genomen op het bezwaarschrift, waarna de verzoeker het beroep heeft ingetrokken. De verzoeker heeft verzocht om vergoeding van de proceskosten, waarop de verweerder heeft aangegeven deze te willen vergoeden.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten als het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van de verzoeker door alsnog een besluit op het bezwaarschrift bekend te maken. Het verzoek om proceskostenveroordeling is als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank heeft de verweerder veroordeeld in de door de verzoeker gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 437,50, rekening houdend met de wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak van licht gewicht is. Daarnaast moet de verweerder het door de verzoeker betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.