In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juli 2024 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie waarbij belanghebbende, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde D. van der Locht, in beroep ging tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag. De heffingsambtenaar had op 5 september 2023 een beschikking genomen waarbij de waarde van de onroerende zaak van belanghebbende op 1 januari 2022 was vastgesteld op € 355.000. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 335.000, maar de heffingsambtenaar weigerde een kostenvergoeding voor het ingebrachte woningwaarderapport van € 128,26. Tijdens de zitting op 28 juni 2024 werd betoogd dat het woningwaarderapport, dat door een taxateur was ondertekend, recht gaf op een kostenvergoeding. De heffingsambtenaar stelde echter dat het rapport een automatisch gegenereerde waardeonderbouwing was en geen deskundigenverslag als bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar terecht geen kostenvergoeding had toegekend, omdat het rapport niet voldeed aan de vereisten voor een deskundigenverslag en de tijdsbesteding voor het opstellen van het rapport verwaarloosbaar was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees een proceskostenvergoeding af.