In deze zaak, die op 23 juli 2024 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, hebben de ouders van [minderjarige 3] een geschil over de inschrijving van hun kind op een basisschool en de wijziging van de zorgregeling. De moeder vorderde vervangende toestemming om [minderjarige 3] in te schrijven op Christelijke Basisschool [naam school] in [plaatsnaam 1], terwijl de vader zich hiertegen verzette. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van de moeder te complex was voor beoordeling in kort geding, gezien de spanningen tussen de ouders en de betrokkenheid van hulpverlening. De moeder werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Daarnaast vorderde de vader een wijziging van de zorgregeling, zodat [minderjarige 3] tijdens de zorgregeling bij hem zou verblijven. Ook deze vordering werd door de voorzieningenrechter te complex bevonden voor een kort geding, en de vader werd eveneens niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter wees wel de vordering van de moeder toe dat [minderjarige 3] in de zomervakantie van 2024 bij haar verblijft van 22 tot en met 28 juli en van 19 tot en met 23 augustus. De vader kreeg toestemming om [minderjarige 3] van 29 juli tot en met 2 augustus aaneengesloten bij hem te laten verblijven. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere ouder zijn eigen kosten draagt.