ECLI:NL:RBDHA:2024:12093

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
2 augustus 2024
Zaaknummer
C/09/669078 / KG ZA 24-620
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over vervangende toestemming inschrijving basisschool en wijziging zorgregeling

In deze zaak, die op 23 juli 2024 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, hebben de ouders van [minderjarige 3] een geschil over de inschrijving van hun kind op een basisschool en de wijziging van de zorgregeling. De moeder vorderde vervangende toestemming om [minderjarige 3] in te schrijven op Christelijke Basisschool [naam school] in [plaatsnaam 1], terwijl de vader zich hiertegen verzette. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van de moeder te complex was voor beoordeling in kort geding, gezien de spanningen tussen de ouders en de betrokkenheid van hulpverlening. De moeder werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.

Daarnaast vorderde de vader een wijziging van de zorgregeling, zodat [minderjarige 3] tijdens de zorgregeling bij hem zou verblijven. Ook deze vordering werd door de voorzieningenrechter te complex bevonden voor een kort geding, en de vader werd eveneens niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter wees wel de vordering van de moeder toe dat [minderjarige 3] in de zomervakantie van 2024 bij haar verblijft van 22 tot en met 28 juli en van 19 tot en met 23 augustus. De vader kreeg toestemming om [minderjarige 3] van 29 juli tot en met 2 augustus aaneengesloten bij hem te laten verblijven. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere ouder zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/669078 / KG ZA 24-620
Vonnis in kort geding van 23 juli 2024
in de zaak van
[de moeder]wonende in [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
advocaat: mr. J.S. Bijsterbosch te Maasdijk, gemeente Westland,
tegen:
[de vader]wonende in [woonplaats 2] ,
verweerder in conventie, eiser in reconventie,
advocaat: mr. K. van der Bijl in Bodegraven, gemeente Bodegraven-Reeuwijk.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de moeder’ en ‘de vader’ en samen als ‘de ouders’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie, met producties;
  • de op 9 juli 2024 gehouden mondelinge behandeling, waarbij namens de moeder pleitnotities zijn overgelegd en zijn voorgehouden.
1.2.
Op de zitting zijn verschenen: de moeder bijgestaan door haar advocaat, de vader bijgestaan door zijn advocaat en [naam] namens Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden (hierna: de jeugdbeschermer).
1.3.
Op de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten in conventie en in reconventie

Op grond van de stukken en de zitting wordt in deze procedure van het volgende uitgegaan.
2.1.
De ouders zijn met elkaar gehuwd geweest van 9 september 2009 tot 11 december 2023.
2.2.
Binnen het huwelijk zijn de volgende minderjarige kinderen geboren:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2010 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2012 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 3] (hierna: [minderjarige 3] ), geboren op [geboortedatum 3] 2015 in [geboorteplaats] .
2.3.
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen en de kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
2.4.
Bij beschikking van 23 november 2023 heeft deze rechtbank – voor zover relevant – in het kader van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken bepaald dat [minderjarige 3] voorlopig bij de vader zal zijn op maandag en dinsdag uit school tot 19.00 uur en om de week van vrijdagavond na sport/eten tot zaterdag 19.00 uur.
2.5.
Bij beschikking van 14 mei 2024 van deze rechtbank zijn de kinderen onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden van 14 mei 2024 tot en met 14 mei 2025.
2.6.
Bij beschikking van 4 juni 2024 heeft deze rechtbank – voor zover relevant – M. van Dam benoemd tot bijzondere curator over de kinderen.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De moeder vordert, blijkens de dagvaarding die op 10 juli 2024 in ‘het Digitaal Zaakdossier’ is gevoegd, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • aan de moeder vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 3] in te schrijven op Christelijke Basisschool [naam school] in [plaatsnaam 1] , zodat hij op de school als leerling kan starten vanaf de start van het schooljaar 2024/2025;
  • te bepalen dat [minderjarige 3] in de zomervakantie van 2024 in ieder geval bij de moeder verblijft van maandag 22 juli 2024 tot en met zondag 28 juli 2024 en van maandag 19 augustus 2024 tot vrijdag 23 augustus 2024;
  • de vader te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Daartoe voert de moeder – samengevat – het volgende aan. De moeder heeft een woning kunnen krijgen in [plaatsnaam 1] , maar [minderjarige 3] gaat nog naar de basisschool in [plaatsnaam 2] . De vriendjes van [minderjarige 3] uit de buurt gaan dus naar een andere basisschool en andere sportclubs. Daarom heeft de moeder aan de vader voorgesteld om [minderjarige 3] in te schrijven op basisschool [naam school] in [plaatsnaam 1] , in de buurt van de woning van de moeder. [minderjarige 3] kan dan lopend naar school. Deze basisschool is ’s middags eerder uit, zodat [minderjarige 3] op maandag- en dinsdagmiddag op tijd naar de vader kan gaan en de vader dus niet beperkt wordt in het contact met [minderjarige 3] . De vader verzet zich echter tegen de inschrijving van [minderjarige 3] op basisschool [naam school] .
Daarnaast vordert de moeder dat [minderjarige 3] in de zomervakantie in week 30 de hele week en in week 34 van maandag tot en met vrijdag bij haar zal zijn, zodat zij op vakantie kunnen. Omdat de vader de moeder door zijn weigerachtige houding op aanzienlijke proceskosten jaagt, vordert de moeder om de vader in de proceskosten te veroordelen.
3.3.
De vader voert verweer, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
in reconventie
3.4.
De vader vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • dat [minderjarige 3] gedurende één week in de zomervakantie 2024 aaneengesloten bij de vader kan verblijven;
  • te bepalen dat [minderjarige 3] tijdens de zorgregeling iedere week van maandag uit school tot woensdagochtend naar school bij de vader verblijft alsook eenmaal per veertien dagen in het weekend;
  • de moeder te veroordelen in de proceskosten.
3.5.
Daartoe voert de vader – samengevat – het volgende aan. De vader wil graag dat [minderjarige 3] in de zomervakantie één week bij hem verblijft, zodat hij met zijn nieuwe partner, haar dochters en [minderjarige 3] een midweek naar de Efteling kan gaan. Het is volgens de vader in het belang van [minderjarige 3] dat hij ook met de vader op vakantie kan gaan. Daarnaast wil de vader de voorlopige zorgregeling wijzigen, in die zin dat [minderjarige 3] voortaan op maandag- en dinsdagavond niet teruggaat naar de moeder, maar bij de vader blijft tot woensdagochtend naar school. De reisbewegingen van [minderjarige 3] tussen de ouders worden hiermee verminderd, wat [minderjarige 3] rust geeft en daarmee in zijn belang is. Omdat de moeder opnieuw nodeloos procedeert, vordert de vader om de moeder in de proceskosten te veroordelen.
3.6.
De moeder voert verweer, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

in conventie en reconventie
4.1.
Allereerst overweegt de rechtbank dat de concept dagvaarding, de dagvaarding in ‘Digitaal Zaaksdossier’ en de op de zitting overgelegde dagvaarding niet met elkaar overeenkomen. Daarbij merkt zij op dat de dagvaarding in ‘Digitaal Zaaksdossier’ een dag na de zitting, op 10 juli 2024, in het dossier is gevoegd. Omdat wordt geprocedeerd via ‘Digitale Toegang’, neemt de voorzieningenrechter de dagvaarding in ‘Digitaal Zaaksdossier’ bij haar beoordeling als uitgangspunt.
Vervangende toestemming inschrijving basisschool [naam school]
4.2.
De ouders verschillen van mening of [minderjarige 3] van basisschool moet wisselen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vordering van de moeder hiertoe te complex is voor beoordeling in kort geding. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt. De ouders hebben een verschillende beleving van de situatie, maar vaststaat dat sinds hun uiteengaan sprake is van veel spanningen en een ernstig verstoorde verhouding. Het is zeer aannemelijk dat [minderjarige 3] – als ook de andere kinderen van de ouders – hier het nodige van meekrijgen en hier last van hebben. Dit blijkt ook uit het feit dat veel hulpverlening betrokken is (geweest), [minderjarige 3] recent onder toezicht is gesteld van Stichting Jeugdbescherming west en over hem een bijzondere curator is benoemd om de zorgregeling te onderzoeken. De jeugdbeschermer die op de zitting als informant aanwezig was heeft aangegeven dat de zaak door dit alles te complex is om op korte termijn te beslissen over de vraag waar [minderjarige 3] naar school moet gaan. Mede gelet op deze recente ontwikkelingen en de visie van de jeugdbeschermer, kan de voorzieningenrechter de belangen van [minderjarige 3] op dit moment niet goed afwegen. In deze procedure is ook geen ruimte voor nader onderzoek hiernaar. De voorzieningenrechter zal de moeder daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering om aan haar vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 3] in te schrijven op basisschool [naam school] in [plaatsnaam 1] .
Wijziging zorgregeling
4.3.
De ouders verschillen ook van mening of de voorlopige zorgregeling tussen de vader en [minderjarige 3] moet worden gewijzigd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vordering van de vader hiertoe ook te complex is voor beoordeling in kort geding. Onder verwijzing naar wat hiervoor onder 4.2. is overwogen, kan de voorzieningenrechter ook op dit punt de belangen van [minderjarige 3] op dit moment niet goed afwegen en is geen ruimte voor nader onderzoek in deze procedure. Het is eerst aan de benoemde bijzondere curator om ten aanzien van [minderjarige 3] te onderzoeken of het wenselijk en mogelijk is om het contact met de vader uit te breiden en in hoeverre [minderjarige 3] zich vrij voelt om onbelast contact met de vader te hebben. De voorzieningenrechter zal de vader daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering om te bepalen dat [minderjarige 3] tijdens de zorgregeling iedere week van maandag uit school tot woensdagochtend naar school bij de vader verblijft alsook eenmaal per veertien dagen in het weekend.
Zomervakantie
4.4.
Op de zitting heeft de vader ingestemd met de vordering van de moeder om te bepalen dat [minderjarige 3] in de zomervakantie van 2024 bij de moeder verblijft van maandag 22 juli 2024 tot en met zondag 28 juli 2024 en van maandag 19 augustus 2024 tot vrijdag 23 augustus 2024. De voorzieningenrechter zal de vordering van de moeder daarom als niet weersproken toewijzen, ook omdat de voorzieningenrecht dit in het belang van [minderjarige 3] vindt.
4.5.
De moeder heeft op haar beurt niet ingestemd met de vordering van de vader dat [minderjarige 3] gedurende één week in de zomervakantie 2024 aaneengesloten bij de vader kan verblijven. De voorzieningenrechter vindt het, net als de jeugdbeschermer, in het belang van [minderjarige 3] dat hij met zijn beide ouders op vakantie kan gaan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de moeder onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het niet in het belang van [minderjarige 3] is dat hij een midweek met de vader op vakantie gaat. Op de zitting heeft de vader aangegeven dat hij [minderjarige 3] van maandag 29 juli 2024 tot en met vrijdag 2 augustus 2024 voor vakantie mee wil nemen. De voorzieningenrechter zal de vordering van de vader aldus toewijzen.
Proceskosten
4.6.
De ouders hebben over en weer verzocht om de andere ouder in de proceskosten te veroordelen. De voorzieningenrechter ziet hiertoe echter geen aanleiding, omdat de ouders over en weer vorderingen hebben ingediend. De voorzieningenrechter vindt het redelijk dat de proceskosten tussen de ouders worden gecompenseerd, in die zin dat iedere ouder de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
5.1.
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar vordering om aan haar vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 3] in te schrijven op Christelijke Basisschool [naam school] in [plaatsnaam 1] , zodat hij op de school als leerling kan starten vanaf de start van het schooljaar 2024/2025;
5.2.
bepaalt dat [minderjarige 3] in de zomervakantie van 2024 bij de moeder verblijft van maandag 22 juli 2024 tot en met zondag 28 juli 2024 en van maandag 19 augustus 2024 tot vrijdag 23 augustus 2024, en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
bepaalt dat iedere ouder de eigen proceskosten kosten draagt;
in reconventie
5.4.
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn vordering om te bepalen dat [minderjarige 3] tijdens de zorgregeling iedere week van maandag uit school tot woensdagochtend naar school bij de vader verblijft alsook eenmaal per veertien dagen in het weekend;
5.5.
bepaalt dat [minderjarige 3] van maandag 29 juli 2024 tot en met vrijdag 2 augustus 2024 aaneengesloten bij de vader zal verblijven, en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
bepaalt dat iedere ouder de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Olland en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2024.
SS