ECLI:NL:RBDHA:2024:1209

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
09/817118-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de voorwaardelijk beëindiging van de PIJ-maatregel met 12 maanden

Op 1 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 09/817118-20, waarin de officier van justitie heeft gevorderd de voorwaardelijk beëindigde PIJ-maatregel van de veroordeelde te verlengen met één jaar. De veroordeelde, geboren in 2001 en thans verblijvende in een penitentiaire inrichting, was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. De PIJ-maatregel was voorwaardelijk beëindigd op 8 december 2022, maar door een vordering van de officier van justitie op 4 december 2023 is deze beëindiging niet geëindigd en loopt deze door totdat op de vordering is beslist. De rechtbank heeft kennisgenomen van een rapport van GGZ Reclassering Fivoor en heeft de vordering in raadkamer behandeld. De deskundige heeft aangegeven dat de risico's op herhaling van strafbaar gedrag nog steeds hoog zijn en dat de veroordeelde behoefte heeft aan ondersteuning. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verlenging van de PIJ-maatregel noodzakelijk is om de resocialisatie van de veroordeelde te waarborgen, gezien het nog steeds hoge recidiverisico. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de PIJ-maatregel verlengd met één jaar, met daarbij bijzondere voorwaarden voor de veroordeelde.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09/817118-20
Datum uitspraak: 1 februari 2024
Beslissing op de op 4 december 2023 bij de griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in de zaak tegen

[veroordeelde]

geboren te Gouda [geboortedag] 2001,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres]
thans verblijvende in [vestigingsplaats]
die bij vonnis van 10 september 2020 van de rechtbank Den Haag is veroordeeld tot een voorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: de PIJ-maatregel). Bij vonnis van 1 december 2020 is bevolen dat deze maatregel alsnog ten uitvoer moet worden gelegd. De maatregel is voorwaardelijk beëindigd op 8 december 2022 onder de bijzondere voorwaarden zoals vastgesteld bij beschikking van 24 november 2022.
Bij uitspraak van 7 februari 2023 is bevolen dat de niet ten uitvoer gelegde maatregel alsnog voor de duur van drie maanden ten uitvoer moet worden gelegd en is bepaald dat de voorwaardelijke beëindiging zal worden hervat na deze drie maanden.
Bij uitspraak van 24 oktober 2023 is bevolen dat de niet ten uitvoer gelegde maatregel alsnog voor de resterende duur ten uitvoer moet worden gelegd.

De vordering

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijk beëindigde PIJ-maatregel wordt verlengd met één jaar.

De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in deze zaak, waaronder het rapport van GGZ Reclassering Fivoor van 10 januari 2024.
De rechtbank heeft op 18 januari 2024 de vordering in raadkamer met gesloten deuren behandeld.
Verschenen en gehoord zijn:
- de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.A.J. van Putten;
- [de deskundige] , verbonden aan GGZ Reclassering Fivoor (hierna: de reclassering).

Het advies

De deskundige heeft naar voren gebracht dat de risico’s op herhaling van strafbaar gedrag nog steeds hoog worden ingeschat. De veroordeelde heeft behoefte aan steun. De reclassering wil dat het komende jaar nog bieden aan de veroordeelde. Hoewel een terugplaatsing niet meer mogelijk is, ziet de reclassering nog wel mogelijkheden om de veroordeelde het komende jaar te begeleiden. De veroordeelde staat daar nu inmiddels ook voor open. Indien er geen voorwaarden worden gesteld, vervalt ook de financiering voor begeleid wonen. De veroordeelde zal dan zelf stappen moeten ondernemen om begeleid te kunnen gaan wonen en de reclassering voorziet dat het dan heel lastig zal zijn voor hem.

De standpunten

De officier van justitie mr. D. Kortekaas heeft de vordering gehandhaafd. De veroordeelde verblijft momenteel in het kader van de tweede terugplaatsing in de penitentiaire inrichting in Alphen aan den Rijn. Deze terugplaatsing loopt totdat de terugplaatsing in totaal één jaar heeft geduurd. Dat zal in juni 2024 zijn. De veroordeelde is erbij gebaat dat de begeleiding van de reclassering daarna nog voortduurt aangezien er nog een hoog recidiverisico bestaat. Er zijn nog problemen op het gebied van huisvesting en dagbesteding. Het is in het belang van de veroordeelde dat de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel wordt verlengd met één jaar en dat daaraan bijzondere voorwaarden worden opgelegd.
De raadsman van de veroordeelde heeft toewijzing van de vordering verzocht, mits de voorwaarden voor de veroordeelde uitvoerbaar zijn, en binnen de kaders zoals door de reclassering is voorgesteld. De veroordeelde heeft de voorgestelde bijzondere voorwaarden nodig. Hij is nog onvoldoende in staat om zelfstandig zijn zaken te regelen. Belangrijk daarbij wel is dat hij in vrijheid wordt gesteld. De raadsman heeft betoogd dat de duur van de tweede en laatste terugplaatsing is verlopen op het moment dat het jaar van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel eindigde. Dit was op 14 januari 2024. De veroordeelde moet zo snel mogelijk weer buiten met de reclassering aan de slag kunnen gaan.

De beoordeling

De officier van justitie heeft gevorderd om de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel met één jaar te verlengen.
Huidige titel
Voordat de rechtbank toekomt aan de beslissing op de vordering zal zij – zoals de raadsman heeft verzocht – eerst ingaan op de vraag of de veroordeelde nog gedetineerd is op grond van een geldige titel (namelijk de tweede terugplaatsing).
Artikel 6:6:32 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) bepaalt dat de rechter die in eerste aanleg heeft kennis genomen van het misdrijf ter zake waarvan de PIJ-maatregel is opgelegd, ambtshalve of op vordering van het openbaar ministerie, de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel kan verlengen. Niet eerder dan twee maanden en niet later dan één maand voor het tijdstip waarop de voorwaardelijke beëindiging eindigt, kan het openbaar ministerie een vordering indienen tot verlenging van de PIJ-maatregel. Artikel 6:6:11 Sv is van overeenkomstige toepassing.
Volgens lid 2 van artikel 6:6:32 Sv is de totale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel ten hoogste twee jaar.
De rechter kan de veroordeelde tijdens de voorwaardelijke beëindiging terugplaatsen in een inrichting. Dit kan een justitiële jeugdinrichting zijn, dan wel een penitentiaire inrichting (artikel 6:6:32 lid 3 Sv).
De duur van de terugplaatsing kan de duur van de voorwaardelijke beëindiging niet overschrijden en bedraagt ten hoogste een jaar. Bij herhaalde terugplaatsing kan de totale duur van de terugplaatsingen de maximale duur van een jaar niet overstijgen en een terugplaatsing kan maximaal twee keer worden toegepast (artikel 6:6:32 lid 4 Sv).
De PIJ-maatregel van de veroordeelde is op 8 december 2022 voorwaardelijk geëindigd. In 2023 heeft de veroordeelde zich een aantal dagen onttrokken aan de maatregel, waardoor de voorwaardelijke beëindiging (zonder verlenging) zou eindigen op 14 januari 2024. De officier van justitie heeft op 4 december 2023 de vordering ingediend tot verlenging van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel. Door indiening van deze vordering is de voorwaardelijke beëindiging niet op 14 januari 2024 geëindigd, maar loopt deze door totdat op de vordering is beslist (artikel 6:6:32 jo 6:6:11 Sv).
De veroordeelde verblijft nu in het kader van de tweede terugplaatsing in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn. Deze terugplaatsing is, anders dan door de verdediging is aangevoerd, niet gebonden aan de duur van de huidige voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel. Een veroordeelde kan op grond van artikel 6:6:32 lid 4 Sv gedurende de gehele voorwaardelijke beëindiging tweemaal worden teruggeplaatst. De terugplaatsing eindigt ófwel doordat de voorwaardelijke beëindiging eindigt ófwel omdat de terugplaatsing de maximale duur van een jaar heeft bereikt. Dat betekent ook dat de terugplaatsing voortduurt als de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel tussentijds wordt verlengd.
Dit alles brengt de rechtbank tot de conclusie dat de tweede terugplaatsing nog steeds een geldige titel oplevert voor de detentie van de veroordeelde. Deze terugplaatsing zal (gelet op de hierna te bespreken verlenging van de voorwaardelijke beëindiging) voortduren totdat zij het maximum van een jaar heeft bereikt.
De vordering tot verlenging
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de termijn van de voorwaardelijk beëindigde PIJ-maatregel verlengd moet worden en wel met één jaar. De veroordeelde is, zodra hij weer op vrije voeten komt, nog gebaat bij de ondersteuning en begeleiding van de reclassering. Uit het rapport en hetgeen door de reclassering in raadkamer is toegelicht blijkt dat nog steeds sprake is van een hoog recidiverisico. Het doel om te resocialiseren is nog niet behaald. Door de termijn van de voorwaardelijk beëindigde PIJ-maatregel te verlengen, blijft er zicht op de veroordeelde. De rechtbank is verder van oordeel dat het, gelet op het verloop van de resocialisatie van de veroordeelde tot nu toe, noodzakelijk is dat hij zich gedurende de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel – naast aan de van rechtswege geldende voorwaarden – ook houdt aan bepaalde bijzondere voorwaarden. De veroordeelde heeft in raadkamer ingestemd met de voorgestelde bijzondere voorwaarden.

De beslissing

De rechtbank verlengt de voorwaardelijk beëindigde PIJ-maatregel met
één jaaren stelt daarbij:

naast de van rechtswege geldende voorwaarden dat de veroordeelde

  • zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
  • voor het vaststellen van zijn identiteit meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs laat zien
  • en medewerking verleent aan het toezicht door de reclassering,
de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde gedurende de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel:
  • zich op door de reclassering te bepalen tijdstippen meldt bij de reclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk vindt;
  • niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden vertrekt zonder toestemming van de reclassering;
  • aan de reclassering een actuele foto geeft waarop zijn gezicht herkenbaar is;
  • aan de reclassering inzicht geeft in de voortgang van de begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
  • zich niet op een ander adres vestigt zonder toestemming van de reclassering;
  • meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de veroordeelde, als dit van belang is voor het toezicht;
  • zal verblijven [een instelling] voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, indien en zo lang de reclassering dat nodig acht. Betrokkene houdt zich daarbij aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
  • meewerkt aan de begeleiding van Welzijn E25 indien en zo lang de reclassering nodig acht;
waarbij opdracht wordt gegeven aan GGZ Reclassering Fivoor, een instelling die reclasseringstaken uitvoert, toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Deze beslissing is gegeven te Den Haag door
mr. B.A. Sturm, kinderrechter, voorzitter,
mr. M.H. Rochat, kinderrechter,
en mr. C.M. Koole, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2024.