ECLI:NL:RBDHA:2024:12082

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
2 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.27669
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in het vreemdelingenrecht

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 14 juni 2024, waarin de staatssecretaris aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) heeft opgelegd. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding. Op 12 juli 2024 heeft de rechtbank een kennisgeving eerste beroep ontvangen van de minister. Aangezien het onderzoek in het beroep van eiser tegen het bestreden besluit nog niet was gesloten, heeft de rechtbank het beroep en kennisgeving samengevoegd. De rechtbank heeft het beroep en de kennisgeving op 16 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde, via een beeldverbinding, en de gemachtigde van de minister.

In de maatregel van bewaring heeft de staatssecretaris overwogen dat deze maatregel wordt gevorderd door het belang van de openbare orde, omdat er een significant risico bestaat op onderduiken. Eiser heeft de door de staatssecretaris aan de maatregel van bewaring ten grondslag gelegde gronden, alsook de motivering daarvan, en het daaruit voortvloeiende risico op onttrekking niet betwist. Eiser heeft op de zitting aangegeven dat hij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank. In de door de minister en eiser verstrekte gegevens ziet de rechtbank geen grond om, ambtshalve toetsend, te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan.

Eiser gaf ter zitting aan dat hij zo snel mogelijk overgedragen wil worden aan Frankrijk. De minister heeft nog geen overdracht aan Frankrijk gepland, maar gaf aan dat zij de overdracht in principe, met inachtneming van de overdrachtstermijn van de Franse autoriteiten, snel voor eiser kan bewerkstelligen. Er is echter een voorlopige voorziening hangende het beroep ingediend waardoor de uitzetting aan Frankrijk wordt vertraagd. Aan eiser is medegedeeld dat de indiening van de voorlopige voorziening kan leiden tot vertraging. Het is aan eiser om hierin een keuze te maken en eventueel te handelen.

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de inbewaringstelling van eiser rechtmatig is en de staatssecretaris geen schadevergoeding aan eiser hoeft te betalen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.27669

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M.K. Bhadai),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
(gemachtigde: mr. J. Kaikai).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 14 juni 2024, waarin de staatssecretaris aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) heeft opgelegd. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
1.1.
Op 12 juli 2024 heeft de rechtbank een kennisgeving eerste beroep ontvangen van de minister. Aangezien het onderzoek in het beroep van eiser tegen het bestreden besluit nog niet was gesloten, heeft de rechtbank het beroep en kennisgeving samengevoegd.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep en de kennisgeving op 16 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde, via een beeldverbinding, en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling van de rechtbank

2. In de maatregel van bewaring heeft de staatssecretaris overwogen deze maatregel wordt gevorderd door het belang van de openbare orde, omdat er een significant risico bestaat op onderduiken, hetgeen blijkt uit de feiten of omstandigheden dat de vreemdeling.
3. Eiser heeft de door de staatssecretaris aan de maatregel van bewaring ten grondslag gelegde gronden, als ook de motivering daarvan, en het daaruit voortvloeiende risico op onttrekking niet betwist. Eiser heeft op de zitting aangegeven dat hij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank. In de door de minister en eiser verstrekte gegevens ziet de rechtbank geen grond om, ambtshalve toetsend, te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [1]
4. Eiser gaf ter zitting aan dat hij zo snel mogelijk overgedragen wil worden aan Frankrijk. De minister heeft nog geen overdracht aan Frankrijk gepland, maar gaf aan dat zij de overdracht in principe, met in achtneming van de overdrachtstermijn van de Franse autoriteiten, snel voor eiser kan bewerkstelligen. Er is echter een voorlopige voorziening hangende het beroep ingediend waardoor de uitzetting aan Frankrijk wordt vertraagd. Aan eiser is medegedeeld dat de indiening van de voorlopige voorziening kan leiden tot vertraging. Het is aan eiser om hierin een keuze te maken en eventueel te handelen.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de inbewaringstelling van eiser rechtmatig is en de staatssecretaris geen schadevergoeding aan eiser hoeft te betalen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El-Amrani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.