ECLI:NL:RBDHA:2024:12076

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
2 augustus 2024
Zaaknummer
C/09/669011/KG RK 24-989
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure

Op 30 juli 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door [bedrijf] B.V. tegen mr. A.J. Japenga, kantonrechter in een civiele procedure. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de kantonrechter zich niet aan de procedure had gehouden, onvoldoende gelegenheid had gegeven voor voorbereiding, en dat er geen tolk aanwezig was tijdens de zitting. De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De wrakingskamer concludeerde dat de kantonrechter niet vooringenomen was en dat de klachten van verzoeker niet voldoende waren om tot wraking over te gaan. De beslissing van de kantonrechter om het aanhoudingsverzoek af te wijzen, werd als een reguliere rechterlijke beslissing beschouwd en kon niet als grond voor wraking dienen. De wrakingskamer benadrukte dat er geen wettelijke verplichting bestaat voor de kantonrechter om een tolk te regelen in civiele zaken. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af en bepaalde dat de hoofdzaak voortgezet kan worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2024/54
zaak- /rekestnummer: C/09/669011 / KG RK 24-989
Beslissing van 30 juli 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[bedrijf] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
vertegenwoordigd door: [naam] ,
strekkende tot de wraking van
mr. A.J. Japenga,
kantonrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van 28 juni 2024 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de schriftelijke reactie van de kantonrechter van 11 juli 2024.
1.2.
Op 22 juli 2024 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij is verschenen [gemachtigde] , gemachtigde van de wederpartij in de hoofdzaak, als toehoorder. De kantonrechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter in de zaak met nummer 11072895 \ RP VERZ 24-50253 tussen verzoeker en [wederpartij in de hoofdzaak] .
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. De kantonrechter heeft zich niet aan de procedure gehouden; verzoeker heeft onvoldoende gelegenheid gekregen om zich voor te bereiden op de zitting. Daarnaast was er tijdens de zitting geen tolk (de wrakingskamer begrijpt: voor de wederpartij) aanwezig. Tot slot kwam de kantonrechter geërgerd over.
2.3.
De kantonrechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Verzoeker vindt de kantonrechter vooringenomen omdat deze een onjuiste beslissing heeft genomen. De kantonrechter heeft het aanhoudingsverzoek van verzoeker ten aanzien van de zitting op 28 juni 2024 afgewezen. Verzoeker meent dat hij daardoor onvoldoende gelegenheid heeft gehad om op het verzoekschrift in de hoofdzaak te reageren en zich voor te bereiden op de zitting.
3.3.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Hieruit volgt dat het wrakingsverzoek, voor zover het is gebaseerd op de (tussen)beslissing, in beginsel niet toewijsbaar is. Dit is uitsluitend anders, indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat het dan om een uitzonderlijk geval moet gaan.
3.4.
Van een dergelijke uitzonderingsgeval is naar het oordeel van de wrakingskamer geen sprake. De (motivering van de) afwijzing van het aanhoudingsverzoek ten aanzien van de zitting op 28 juni 2024 is gegrond op het hiervoor geldende uitstelbeleid van de rechtbank, sector kanton. Verzoeker heeft bovendien voldoende tijd gehad om zich voor te bereiden op de zitting van 28 juni 2024. Hij is bij brief van 7 mei 2024 op de hoogte gesteld dat de zitting op 27 juni 2024 zou plaatsvinden en vervolgens bij brief van 27 mei 2024 dat de zitting (ambtshalve) is verplaatst naar 28 juni 2024. De wrakingskamer is van oordeel dat uit deze omstandigheden geen vooringenomenheid kan worden afgeleid. Het wrakingsverzoek is op deze grond dan ook niet toewijsbaar.
3.5.
Evenmin kan een gerechtvaardigde grond voor wraking worden gevonden in de omstandigheid dat er ter zitting geen tolk aanwezig was. Er rust in civiele zaken geen wettelijke verplichting op de kantonrechter voor het zorgen van bijstand van een tolk op de zitting.
3.6.
Voor zover de klachten van verzoeker moeten worden begrepen als klachten over de wijze waarop verzoeker door de kantonrechter is bejegend, heeft te gelden dat de wrakingsprocedure niet voor dergelijke klachten is bedoeld. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat in deze bejegening (de schijn van) partijdigheid van de kantonrechter besloten ligt, zijn gesteld noch gebleken.
3.7.
Uit het voorgaande volgt dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. G.P. Kleijn, E.A.W. Schippers en M. Rootring, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler, en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.