ECLI:NL:RBDHA:2024:12073
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk wegens te late indiening
Op 30 juli 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen kantonrechter mr. J.T.W. van Ravenstein. Het wrakingsverzoek was ingediend op 30 juni 2024, maar de verzoeker had de omstandigheden die tot het verzoek leidden al op 31 mei 2024 kunnen kennen. De verzoeker stelde dat de kantonrechter de schijn van partijdigheid had gewekt door hem onvoldoende gelegenheid te geven zijn standpunt toe te lichten en door niet in de achtergrond van het geschil te duiken. De kantonrechter heeft echter gemotiveerd gereageerd op het verzoek en aangegeven niet in de wraking te berusten.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestaat. De verzoeker had de omstandigheden die tot zijn verzoek leidden al eerder kunnen aanvoeren, maar heeft dit pas een maand later gedaan. De verklaring van de verzoeker dat hij pas na een gesprek met een vriend over mogelijke onvolkomenheden tot het indienen van het verzoek is gekomen, werd door de wrakingskamer niet als voldoende gegrond beschouwd. Hierdoor werd het verzoek als te laat ingediend verklaard.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet wordt in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.