ECLI:NL:RBDHA:2024:12071

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
2 augustus 2024
Zaaknummer
C/09/668145/KG RK 24-910
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaak

Op 30 juli 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland. Het verzoek was gericht tegen mr. P. Burgers, de rechter die betrokken was bij een strafzaak waarin de verzoeker werd geconfronteerd met een gijzeling wegens het niet betalen van een ontnemingsvordering. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R. Römelingh, stelde dat de rechter vooringenomen was en dat de motivering van de beslissing om het aanhoudingsverzoek af te wijzen gebrekkig was. De wrakingskamer oordeelde dat de rechterlijke onpartijdigheid niet in het geding was en dat de motivering van de beslissing niet kon worden aangemerkt als blijk van vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden nodig zijn om aan te nemen dat deze onpartijdigheid in gevaar is. De wrakingskamer besloot dat het verzoek tot wraking niet toewijsbaar was en dat de procedure in de strafzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
zaaknummer: C/09/668145 / KG RK 24-910
Beslissing van 30 juli 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna te noemen: verzoeker,
advocaat: mr. R. Römelingh te Den Haag,
strekkende tot de wraking van
mr. P. Burgers,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 11 juni 2024 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 16 juli 2024.
1.2.
Op 22 juli 2024 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij is verschenende raadsman van verzoeker, mr. W. Römelingh. De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.
Van het verhandelde ter zitting is door de griffier aantekening gehouden. Mr. Römelingh heeft spreekaantekeningen overgelegd.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 23-016066 tussen verzoeker en de officier van justitie.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de officier van justitie tot gijzeling van verzoeker wegens het niet betalen van een ontnemingsvordering die in 2018 is opgelegd, dient te worden afgewezen dan wel dat de behandeling van de vordering moet worden aangehouden omdat verzoeker in detentie zit en hij zelf ter zitting verweer wil voeren en toelichting kunnen geven.
De officier van justitie heeft zich tegen aanhouding verzet en er op gewezen dat het CJIB sinds 2019 bezig is geweest met betalingsregelingen en verzoeker in 2020 € 49.000,- heeft gewonnen, maar het CJIB hierover niet heeft ingelicht.
De rechter heeft het aanhoudingsverzoek afgewezen.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek tot wraking, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Op de vorige zitting van 31 oktober 2023 is besloten dat het Openbaar Ministerie navraag zou doen naar de detentiesituatie van mijn cliënt, er zijn nu helemaal geen nieuwe stukken. De beslissing om niet aan te houden is een onbegrijpelijke beslissing en daarmee onbehoorlijke rechtspraak. Na aanhouding had ik kunnen nagaan of mijn cliënt inderdaad vastzit, waar en voor hoelang. Ik kan nu inhoudelijk niet op de details in gaan. De rechter heeft de indruk gevestigd geen belangstelling te hebben voor het verweer van mijn cliënt.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Verzoeker legt aan het verzoek ten grondslag dat de motivering van de beslissing zodanig gebrekkig is dat deze grond is voor wraking. Uitgangspunt moet zijn dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Daarvan is in dit geval geen sprake in het licht van de omstandigheden van deze zaak. Die was immers al eerder aangehouden om verzoeker in de gelegenheid te stellen de behandeling bij te wonen. Nu op 11 juni 2024 noch het Openbaar Ministerie, noch van de raadsman van verzoeker de rechter informatie verstrekten wanneer die gelegenheid er zou zijn, heeft de rechter de aanhouding kunnen afwijzen zoals hij heeft gedaan. Hieruit volgt dat het wrakingsverzoek, voor zover het is gebaseerd op de motivering van de beslissing, niet toewijsbaar is.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat de behandeling van de onder 2.1 vermelde procedure wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker p/a zijn advocaat mr. W. Römelingh;
• de officier van justitie mr. S.N. Mentrop-Hulisan;
• de politierechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. G.P. Kleijn, E.A.W. Schippers en M. Rootring, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.